daarstellen, daar deze eigenschap veeleer het gevolg eener algemeene wet zoude zijn.
Daar de onderzoekingen, waarop nasmyth deze meening grondde, tot hiertoe niet volledig zijn bekend geworden, zoo laat zich voor het oogenblik niets met eenige waarschijnlijkheid zeggen aangaande hare aannemelijkheid boven de tot dusverre heerschende zienswijze. Wenschelijk is het echter dat dit punt met zekerheid worde uitgemaakt, daar het zamenhangt met de verklaring van eenige geologische verschijnselen, waarop nasmyth zelf opmerkzaam heeft gemaakt. Is namelijk de genoemde wet van algemeene geldigheid, dan moeten de gesmolten minerale stoffen, die zich onder de gestolde aardkorst bevinden, tot het punt waarop zij vast worden afgekoeld zijnde, zich uitzetten en kunnen dan de vaste korst opligten en in half vloeibare stroomen zich door de gevormde barst of scheur eenen weg banen. Zoo zouden de verschijnselen der vulkanen voor een deel kunnen verklaard worden.
Meting van den Chemischen invloed des lichts.—De gewigtige invloed die het licht op de geheele natuur heeft is genoeg bekend. Zonder licht zoude geen organisch leven op onze planeet kunnen bestaan. Bepaaldelijk zijn het de daarin bevatte zoogenaamde actinische of chemische stralen, welke dien invloed uitoefenen, en hoogst wenschelijk is het derhalve een middel te bezitten om de sterkte daarvan te meten. Een zoo eenvoudig middel, als de thermometer is voor de warmte, biedt de tegenwoordige wetenschap nog niet aan voor het meten van de chemische werking der lichtstralen, maar toch is het mogelijk deze in maat en cijfers uit te drukken door aanwending van het werktuig, dat reeds in 1843 door den Amerikaanschen hoogleeraar draper, onder den naam van tithonometer is beschreven, en hetwelk in de hoofdzaak berust op het beginsel, dat gelijke volumina chloor- en waterstofgas, verkregen door elektrische ontleding van chloorwaterstofzuur, zich niet verbinden, zoolang het gasmengsel in het duister staat, maar zich wel vereenigen onder den invloed van licht, en zulks in regtstreeksche verhouding tot deszelfs sterkte. De gevoeligheid van dit mengsel is zoo groot, dat draper bevond, dat eene elektrische vonk, die, naar men zegt, minder dan een millioenste van eene seconde duurt, reeds op een afstand daarop eenen merkelijken invloed uitoefent, en soms zelfs eene ontploffing te weeg brengt, waardoor de tithonometer verbrijzeld wordt. Deze eerste proeven van draper zijn jaren lang schier onopgemerkt