Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/94

Deze pagina is gevalideerd

— 82 —

beeld der zon in de golven dikwijls zoo onbepaald en uitgestrekt ware dat zulks daardoor verhinderd wordt.

 

 

Kort na de inzending van dit opstel vond ik, in een wetenschappelijk blad[1], de beschrijving van een soortgelijken regenboog als door mij is waargenomen, zoo als deze is gezien door den heer h.m. adams te East-Windsor, in den staat Connecticut in Noord-Amerika. De Hoogleeraar e.s. snell, te Amherst, geeft eene vrij uitvoerige beschrijving en verklaring van dit verschijnsel, naar aanleiding van 't geen de heer adams hem er over heeft medegedeeld, en vindt zich daartoe opgewekt, omdat, al is het bestaan van zoodanige bogen ook theoretisch bewezen, de waarnemingen er van toch zeer zeldzaam zijn.

De bovengenoemde waarneming had plaats op den 24sten September 1853, tegen 5 uur in den avond. De gewone eerste en tweede of hoofd- en nevenboog hadden een ongemeenen glans. Afgescheiden van deze bemerkte men nog een derden uitmiddelpuntigen boog, in helderheid gelijk aan den 2den of nevenboog, maar wat de kleuren betreft overeenkomende met den hoofdboog. De beenen van dezen laatsten boog naderden tot op ongeveer 20° den horizon en zouden, verlengd zijnde, den hoofdboog snijden.

Het verschijnsel ontstond door de spiegeling der zon in de rivier Connecticut, wier watervlakte stil en effen was. Het duurde bijna tien minuten, toen de boog, die door het beeld der zon werd gevormd, in den top begon te verbleeken en weldra verdween.

De heer snell voegt bij zijne verklaring van het verschijnsel deze opmerking: "indien de zon, die nu 8° boven den horizon stond, eene hoogte had gehad van 6°, en het beeld er zich dus even zoo ver beneden had bevonden, dan zoude de top des boogs door het beeld der zon gevormd, juist vallen op den top van den nevenboog, en door de tegenovergestelde orde der kleuren zouden de complements-

  1. L'Institut, journal universel des sciences, etc, 1855, No. 1127, p. 275 en daarin overgenomen uit het Amer. Journ. of sc. and arts, vol. 18.