Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/1013

Deze pagina is proefgelezen
93
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

of magnetisering en demagnetisering gewrongen of gemagnetiseerd wordt, gedraagt zij zich als eene, die voor de eerste maal gewrongen of gemagnetiseerd wordt.

7. Een eerst blijvend getordeerde draad of blijvend gemagnetiseerde staaf kan, na door eene kracht—K gedetordeerd of gedemagnetiseerd te zijn, door de herhaalde werking dierzelfde kracht niet in tegengestelden zin gewrongen of gemagnetiseerd worden. Wel wringt of magnetiseert eene kracht + K ze weder in den eersten zin.

8. Stooten en trillingen vermeerderen de tijdelijke wringing of magneetkracht eens draads of van eene staaf; maar verminderen de nablijvende wringing of magneetkracht daarvan.

9. Een getordeerde en dan gedetordeerde draad of een gemagnetiseerde en dan gedemagnetiseerde staaf wordt, al naar de mate der detorsie of demagnetisering, door stooten nog verder gedetordeerd of gedemagnetiseerd, óf ook wordt daardoor de torsie of het magnetisme daarin vermeerderd.

10. De nablijvende torsie van ijzerdraad wordt door de magnetisering, en het nablijvend magnetisme van staalstaven wordt door wringing verminderd, voor beide in eene met de grootte der krachten afnemende verhouding.

11. Herhaalde magnetiseringen of wringingen in denzelfden zin verminderen naauwelijks meer de torsie van een draad of het magnetisme van eene staaf. Eene magnetisering of wringing in tegenovergestelden zin doen echter de torsie of het magnetisme zeer verminderen.

12. Is een draad door dikwijls heen en weder magnetiseren zoover gedetordeerd als dit door zulk eene bewerking mogelijk is, dan vertoont hij nu bij de magnetisering in den eenen zin een maximum, bij die in den anderen zin een minimum van torsie. Op dezelfde wijze vertoont eene staaf, die door herhaald heen en weder wringen zooveel van hare magneetkracht heeft verloren als door deze bewerking mogelijk is, bij eene wringing in den eenen zin een maximum, bij die in den anderen zin een minimum van magnetisme.

13. Een getordeerde draad, die ten deele is getordeerd geworden, verliest bij het magnetiseren veel minder van zijne torsie als een gewoonlijk getordeerde draad. Een draad, die sterker is gedetordeerd geworden, toont bij zwakke magnetisering eerst eene toename zijner torsie, die bij aanwending van toenemende magnetische krachten een maximum bereikt en dan weder afneemt. Hoe sterker de draad is gedetordeerd geworden, des te sterker moet de magnetisering zijn om hem dit maximum te doen bereiken, zoodat bij zeer sterke detorsie dit niet bereikt wordt, ook door de sterkste magnetisering. Dit alles blijft volkomen waar, als men de woorden torsie en getordeerd door magnetisme en gemagnetiseerd, en omgekeerd vervangt.