Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/103

Deze pagina is proefgelezen
77
IETS OVER HET BILLARD.

handbal daarentegen zal na den schok eene beweging aannemen, die van zijnen toestand op dat oogenblik afhangt: hij zal na de botsing terugloopen, blijven liggen, of met den speelbal mede vooruitloopen, naarmate hij vóór de botsing eene negatieve draaijing bezat, of alleen gleed, zonder omwenteling, of in eenen positieven zin draaide. Het laatste is uit zich zelf duidelijk. Als de bal slechts glijdt op het oogenblik van den schok, zonder om te wentelen, is hij in het geval, dat wij reeds vroeger beschouwden, toen de wrijving nog niet in aanmerking genomen werd: de bal moet dus hier, even als daar, na de botsing stil blijven liggen, althans bij volkomen veerkrachtige ballen. Heeft eindelijk de bal op het oogenblik van den schok eene negatieve rotatie, zoo zal door de botsing de werking van de wrijving worden opgeheven en slechts die negatieve ronddraaijing overblijven, die aan den stoot van de Queue verschuldigd is, voor zooverre zij althans nog bestaat: en nu moet ten gevolge dier negatieve draaijing de bal natuurlijk terugrollen. Hieruit volgt tevens, dat de botsing de voortgaande snelheid aan den handbal ontneemt, en deze dus slechts de bijkomende draaijing overhoudt, zoodat het op de rigting dier omwenteling slechts aankomt, dat is, dat de bal na de botsing in zijnen eindtoestand gekomen is, bij welken toestand die botsing ook moge plaats gehad hebben.

Beschouwt men nu vervolgens den schok van den handbal tegen den band, dan ziet men naar het voorgaande gemakkelijk, dat de bal zal blijven liggen, wanneer hij tijdens den schok juist in eenen toestand van glijding verkeert. Is dit niet het geval, dan moet de bal terugkeeren, hetzij hij positief of negatief ronddraaide, en daarbij zal er slechts onderscheid bestaan in de snelheid, die de bal na den schok bezit, terwijl de toestand, waarin hij verkeert, steeds weder zijn eindtoestand is.

 

Op dezelfde wijze verklaren zich de verschijnselen zeer gemakkelijk, die er bij eenen schuinschen stoot zich voordoen; dat is, wanneer bij de botsing tusschen hand- en speelbal, die wij wederom het eerst zullen nagaan, de rigting van den stoot niet overeenkomt met de ver-