reis veelal waarneemt. Wanneer de omkorsting snel geschied is, hebben de eijeren niet kunnen uitkomen: van daar de oorsprong dezer holten; heeft de omkorsting daarentegen langzaam plaats gehad, zoodat de larven het ei hebben kunnen verlaten, dan kan de schaal met de omkorstende stof gevuld zijn geworden: van daar de niet holle korrels van sommige oölithen (Compt. rendus XLV, p. 865)."
Virlet d'aoust noemt de soort van insekten niet, welke hij hunne eijeren in het water zag leggen. Hij noemt deze mouches of moucherons, waaruit men zoude besluiten, dat zij eene soort van vliegen of muggen, dat is, tweevleugelige insekten zijn. Dat dit echter het geval niet is, blijkt uit eene latere mededeeling van guerin de menneville (l'Institut, no. 1250). Deze ontving van eenen vriend te Turijn, wiens broeder in Mexico woont, zoowel de bedoelde eijeren als de insekten, die deze voortbrengen. Het bleek hem, dat het
Corixa Cubea.
Notonecta furcata. twee soorten van halfvleugelige insekten zijn, waarvan het eene tot het geslacht Corixa, het andere tot het geslacht Notonecta behoort. Soorten van dezelfde geslachten komen ook in ons vaderland voor. Ter tegemoetkoming aan de verbeelding des lezers, mogen de beide hierbij gevoegde afbeeldingen strekken, ofschoon zij dan ook andere dan de Mexikaansche soorten voorstellen.
De lezing der bovenstaande mededeeling van den heer virlet-d'aoust herinnerde mij aan de tot hetzelfde onderwerp betrekking hebbende waarnemingen van Dr. schafhäutl in zijne Geognostische Untersuchungen des südbayerischen Alpengebirges, München 1851, p. 44. Deze heeft vele oölithen met zuren behandeld, zoodat de omkorstende stof opgelost werd, en bevond dat elke korrel eene uit organische stof zamengestelde kern bevatte. Hij beschouwde deze kernen als de overblijfsels van kleine diertjes met kalkschalen, even als de diertjes (Foraminiferen) in het krijt, doch indien men de talrijke afbeeldingen, welke hij op Pl. XIII van genoemd werk van deze na de behandeling