Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/158

Deze pagina is proefgelezen
132
DE MENTAWEH-ARCHIPEL EN ZIJNE BEWONERS.

Men vindt er nagenoeg overal, behalve alleen zeer digt onder den wal, van 12—19 vdm. water, meestal overal harden grond en slechts op twee of drie plaatsen, waaronder ook onze ankerplaats, blaauwen kleigrond. Bij den zuidhoek der baai strekt zich een rif uit van nagenoeg ½ kabellengte.

Tijdens ons driedaagsch verblijf aldaar, werd door de officieren die baai afgelood en daarvan een plan geteekend.

Naar de beste informatiën, die wij konden inwinnen, bevinden zich in den omtrek van deze baai de kampongs Sigidje, hebbende tot pangerang stendik sibarou; Siaban met sinkat tot pangerang, en Telawenang met het hoofd setagiat.

Pera, dat ook tot deze kampongs behoort, had destijds geenen radja en Sibarou, het grootste van allen, telde toen drie hoofden, met name sisoedoek, seldoe en seloëtan. Bij de Saöban-baai moeten zich volgens het verhaal der inlanders de kampongs Sisoea en Sidoematto bevinden.

Wij ontvingen, tijdens ons verblijf in de Selabba-baai, uit alle kampongs deputaties, bestaande uit de pangerangs en eene menigte mannen, vrouwen, ja zelfs kinderen, zoodat wij op Dingsdag den 5den wel omstreeks een honderdtal individuen (echter meerendeels mannen) aan boord hadden.

Deze eilanders, die in zeer fraai bewerkte sampongs (waarvan eene groote met twaalf pagaaijers) aan boord kwamen, schenen in den beginne geenszins over onze bedoelingen gerust te zijn; de twee eersten zelfs, die wij zagen, stonden op den wal, hielden zich achter de boomen schuil, en wilden zich slechts in zooverre laten naderen, dat de tolk, in een sloep naar hen toegezonden, hen toespreken en over onze bedoelingen ten hunnen opzigte geruststellen kon.

In den morgen van dienzelfden dag (Zondag den 3den), kwamen dan ook die twee eilanders met nog twee anderen aan boord, echter niet zonder hunne hakmessen bloot in de hand te houden en na herhaalde uitnoodiging.

Door het geven van kleine geschenken (messen, spiegeltjes, ankerknoopen enz.), werden wij echter langzamerhand vertrouwelijker met hen, en hunne messen verdwenen in de scheede.