Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/178

Deze pagina is proefgelezen
152
EDELGESTEENTEN, DOOR KUNST GEMAAKT.

met name robijnen, te maken. Hij smolt aluin met 5 duizendsten chroomzure potasch zamen en verkreeg daardoor bolletjes van gesmolten aluin aarde, die de kleur, de hardheid en de zamenstelling van robijnen hadden. In den handel waren zij echter niet bruikbaar, omdat zij niet volkomen doorschijnend waren. Bovendien hadden zij niet, zoo als de echte robijnen, de eigenschap om het invallende licht dubbel te breken (zooals men dit b.v. kent van het IJslandsch kristal), maar zij lieten het licht door als gewoon gekleurd glas. Kundige juweliers hadden dus geene moeite, om deze kunstmatige robijnen van de natuurlijke te onderscheiden, en kenden daaraan geene waarde toe.

Ebelmen, de directeur der beroemde porceleinfabriek te Sèvres, heeft in 1847 een anderen weg ingeslagen, om door kunst ware edelsteenen te verkrijgen. Hij maakte daartoe gebruik van het boraxzuur, (een bestanddeel van den gewonen borax), hetwelk, zooals de nieuwste onderzoekingen geleerd hadden, bij eene zeer hooge temperatuur in damp vervliegen kan. Op dezelfde wijze zooals men dit gewoonlijk doet, om metaalverbindingen te smelten, verhitte hij aluinaarde met een weinigje metaaloxyde om te kleuren, in een bad van boraxzuur. Toen dit mengsel in eene platinakroes aan de hitte van den porcelein-oven blootgesteld werd, verdampte het boraxzuur langzamerhand, en na bekoeling vond men den kroes van binnen geheel bekleed met kleine, schitterende kristallen van aluinaarde, die in kleur, helderheid en optische eigenschappen, geheel met de ware edelsteenen overeenkwamen. Doch ongelukkig waren de kristallen bijna mikroskopisch klein, en het was niet mogelijk ze zonder breken uit den kroes te nemen.

Ook in de laatste jaren zijn deze proefnemingen voortgezet. Terwijl het aan de sénarmont gelukte, om langs een geheel anderen weg kristallen van aluinaarde te verkrijgen, die echter wederom slechts mikroskopisch klein waren, heeft gaudin zijne vroegere proeven vervolgd, en in April van het vorige jaar aan de Fransche Akademie witte saphiren aangeboden, die eene tamelijke grootte hadden en uiterst gemakkelijk door hem gemaakt werden. Men kon ze zelfs in den gewonen smidsoven verkrijgen, doch hunne grootte was in een porceleinoven veel aanzienlijker.

Hij ging hiertoe op de volgende wijze te werk. In een aarden