kroes werd eene zekere hoeveelheid kool gebragt (waartoe hij om deze zuiver te hebben, rookzwart gebruikte), en deze in het midden uitgehold. In deze uitholling plaatste hij een poedervormig mengsel van gelijke deelen aluin en zwavelzure potasch, die vooraf zacht gegloeid waren, om het water te verjagen. Wanneer de kroes hiermede half gevuld was, werd hij verder aangevuld met rookzwart, het deksel daarop geplaatst en zorgvuldig digtgesmeerd. In dezen toestand werd de kroes in een zeer heeten oven gebragt, en daarin minstens een kwartier uur lang op de helwit gloei-hitte gehouden. Ten gevolge dezer buitengewoon hooge temperatuur had nu in den inhoud van den kroes eene merkwaardige verandering plaats. Aluin en zwavelzure potasch beide werden door de kool ontleed, en er ontstond zwavelpotassium, dat smolt en de aluinaarde oploste. Weldra ontweek een deel van dit zwavelpotassium dampvormig en de aluinaarde zette zich in gekristalliseerden toestand af.
Toen men na bekoeling den kroes stuk sloeg, vond men daarin eene zwarte korst, met schitterende puntjes bedekt. De korst was zwavelpotassium; die puntjes waren niets anders dan kristallen van aluinaarde, zoo als duidelijk bleek, wanneer men de korst in koningswater oploste en de aluinaarde, die zich als een fijn glinsterend zand op den bodem verzamelde, door het mikroskoop beschouwde. Gaudin vond dan, dat elk korreltje een goed gevormd kristal was, dat bij volkomene helderheid ook, even als de natuurlijke edelsteenen, een dubbel brekend vermogen bezat.
Zoo had dan de ijverige natuuronderzoeker door kunst saphir verkregen, die nog wel klein was, maar met den natuurlijken ongekleurden saphir in alle opzigten overeenkwam. Hij had zoo gaarne ook robijnen gemaakt, omdat deze de meeste waarde hebben, maar het mogt hem niet gelukken andere dan ongekleurde steenen te verkrijgen, omdat de metaaloxyden, die hij als kleuringsmiddel in den kroes bragt, op die hooge temperatuur door het rookzwart steeds tot metalen herleid werden.
Echter heeft zijn product reeds eene zeer belangrijke toepassing gevonden, juist omdat het eene eigenschap bezit, die men tot nog toe alleen bij de natuurlijke edelsteenen vond, namelijk eene buitengewone hardheid.