Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/201

Deze pagina is proefgelezen
175
HET LEVEN DER PLANTEN ALS NATUURDRIFT.

wegingen, ook onafhankelijk van het licht, aan de plant eigen zijn, leert ons de Oxalis. In eene volkomene duisternis geplaatst, zal zij eerst hare blaadjes sluiten, maar na eenigen tijd hare gewone periodische bewegingen hervatten, zoodat hare blaadjes zich 's morgens openen, zonder dat iets van het morgenrood tot haar doordringt, en 's avonds juist den tijd weten, waarop de zon buiten ondergaat. Dit houdt zij zoolang vol, totdat haar leven in den duisteren kerker wegkwijnt[1].

De individualiteit der bewegingen zien wij ook bij het kruidje-roer-mij-niet, dat zijne blaadjes reeds bij enkele aanraking zamenvouwt, bij de Dionaea muscipula, die daardoor zelfs insekten vangt, bij het Hedysarum gyrans, wiens blaadjes in onophoudelijke beweging zijn, bij de meeldraadjes van vele planten, die gedurende den bloeitijd een voor een tot den stempel overspringen, en bij die van de Berberis, welke dit plotseling doen, wanneer men ze aanraakt.

Dergelijke bewegingen schijnen afhankelijk van eene meerder of minder ongelijke uitzetting en spanning van sommige deelen der plant, door de endosmose, die hun de sappen toevoert. Doch dat, evenmin als het licht, de endosmose, noch zelfs de warmte hier alleen oorzaak is, bewijst ons wederom onze Oxalis, die geheel onder water, dus in veel koeler temperatuur, na eenigen tijd hare periodische bladbewegingen even getrouw hervat als in de donkere kas[2].

Het karakter der planten wijzigt de werking van licht en water, en de vreemde, invloed wordt door het zelfleven der plant bepaald.

De zonnebloem, de Japansche lelie wenden zich naar het zonlicht, het viooltje (V. tricolor) volgt den loop der zon den geheelen dag, gelijk de troostelooze minnares van Apollo.—De planten in onze kamers buigen hare takken en bladeren naar het licht en kwijnen aan de minder verlichte zijde. Maar de wijngaard drijft zijne klaauwiertjes, de Bignonia radicans hare takken van het zonlicht af, vele varens sterven in het volle daglicht, de schimmels groeijen het liefst op duistere plaatsen, de zaden vreezen tot hunne ontkieming en de wortels tot hunnen groei den invloed des lichts en zoeken het duister. De plant

  1. Julius sachs, in Bot. Zeitung, 1857, p. 793.
  2. Julius sachs, in Bot. Zeitung 1857, p. 793.