Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/228

Deze pagina is proefgelezen
202
DE MOEDERLIEFDE IN DE NATUUR.

moeder had haar leven kunnen redden door de eijeren los te laten, maar zij liet zich eerder levend begraven, dan dat zij zich van haar kroost zoude laten scheiden[1]. Kruipen nu de jonge spinnen uit dezen zak, die door de moeder zelve hiervoor geopend wordt, dan zetten zij zich op den rug der moeder, die hen eenigen tijd met zich ronddraagt en trouwhartig verzorgt.

Zelfs de anders zoo algemeen verafschuwde schorpioen levert ons een voorbeeld van moederliefde; zoodra zij namelijk gevaar bespeurt, spert zij den bek wijd open, waarin nu de zeer kleine en teedere jongen kruipen, die zij dan met gesloten bek in veiligheid brengt, waarop zij, door dezen te openen, zich weder van haren geliefden last ontdoet.

Ik zoude hiervan nog eene menigte treffende voorbeelden kunnen aanvoeren, maar deze zijn voldoende om ons te overtuigen, dat zelfs de meest verachte en miskende schepselen, die wij dikwijls met den naam van ongedierte bestempelen, ons de grootste wonderen in de natuur verkondigen en bewijzen, dat voor al het geschapene met eene gelijke liefde en goedheid en met eene oneindige wijsheid en volmaaktheid is gezorgd.

Ofschoon de visschen de eijeren aan hun lot overlaten, zijn zij echter geenszins van deze moederzorg ontbloot. Door hun natuurlijk instinct aangedreven, zoeken zij vooral die plaatsen op om hunne eijeren te leggen, welke door eene menigte waterinsecten voor hunne aanstaande jongen overvloed van voedsel opleveren, en aan het minste gevaar blootstellen. Eenige, zooals de zalm, zwemmen hiertoe de rivieren op en weten door eene verbazende kracht en vlugheid zelfs tegen watervallen op te springen, iets waarvan ik bij eene forel zelf eenmaal ooggetuige was. De zalmen graven dan in het zand eenen kuil, waarin zij hunne eijeren leggen en dekken dezen weder toe, waardoor deze voor het wegstroomen en uit elkander drijven behoed zijn.

In de Lorenzo-rivier in Amerika boven de watervallen van de Niagara maken zelfs vele visschen aan het strand kleine dammen van steentjes, die zij met den bek bijeen brengen, opdat de daar achter gelegene eijeren niet door den sterken stroom worden mede gevoerd.

  1. Spence and kirby 1. c. I, band II, pag. 397.