Het mannetje bouwt een overwelfd nest, uit plantenvezels en draadwieren, en lijmt deze vast met slijm van zijn ligchaam, het bevestigt eerst den grondslag, door gedurig dit vaster door wrijven ineen te dringen; past een tak of steel niet in het gebouw, zoo trekt hij het er uit, en plaatst er een ander voor, overdekt dan het nest met een gewelf, en boort nu eene tweede opening in het nest, zoodat hij er door kan zwemmen. Is dit verrigt, dan zoekt hij onder de naburige visschen van zijne soort eene bruid uit, die door de natuur juist dan met ongewone kleuren versierd is, en geleidt haar naar zijn nest als eene bruidskamer, waarin dan de eijeren worden gelegd. Is dit geschied, dan haalt hij een tweede wijfje, en zoo bevatten deze nesten volgens het getuigenis van coste soms 1000 à 2000 eijeren[1].
In tegenstelling echter van hetgeen wij bij andere dieren ontwaren, houdt het mannetje alleen de wacht bij het nest, waaraan het wijfje geen uitsluitend aandeel heeft; integendeel worden de wijfjes zelfs zijne meest gevaarlijke vijanden, die de eijeren zoeken te verslinden. Dan is het zijne zware taak om deze gedurende eene maand tegen de dikwijls herhaalde aanvallen van deze roovers onvermoeid te verdedigen, in welken tijd hij het nest niet verlaat, maar onverpoosd voor alles zorgt. Hij begint eerst het nest te versterken, stopt de eene opening weder digt, en bedekt het nest met steentjes, die dikwijls half zoo groot als zijn eigen ligchaam zijn, en die hij met moeite uit de nabijheid haalt, hij heeft dan slechts ééne opening te beschermen en plaatst zich nu hiervoor onafgebroken en maakt met zijne voorvinnen eene aanhoudende beweging, om altijd een stroom van frisch water over zijne eijeren te onderhouden, die anders zouden beschimmelen en uit gebrek aan versch water niet worden uitgebroed. Hij verdrijft in dezen tijd ieder anderen visch of wijfje, die zijn nest te nabij komt. Wordt hem het aantal vijanden te groot, zoo gebruikt hij de list, om bewegingen te maken, als of hij op eene prooi afschoot en verwijdert zich voor eenige oogenblikken van het nest, waarop zijne vijanden, begeerig den ongezienen buit te deelen, hem volgen, die hij zoo van zijn nest lokt, maar spoedig keert hij terug naar zijne geliefde
- ↑ M. coste, Instructions pratiques pour la Pisciculture, 1853, pag. 67 en 74.