dert b.v. een hond of mensch het nest van een patrijs, zoo vliegt eerst het mannetje met angstgeschrei op en waarschuwt zoo het wijfje, valt echter spoedig op den grond, met afhangenden vleugel, alsof het niet vliegen kon of gewond was en lokt zoo den vijand door de hoop van een gemakkelijk te bemagtigen buit van het nest af, terwijl het wijfje dit oogenblik gebruikt om met de jongen te ontvlugten Hetzelfde treft men aan bij andere vogels. Coste verhaalt, dat hij zelf eens het slagtoffer was van de list van een leeuwerik, die hij plotseling voor zijne voeten zag voortrollen en zich met moeite voortslepen, alsof zij geene kracht had om zich te verwijderen; hij bukte zich om het dier met de hand te vangen, doch telkens als hij het meende te vatten, deed het eene nieuwe poging, maar scheen slechts met groote inspanning zich een weinig verder te kunnen verwijderen; zoo lokte de vogel hem naar een aangrenzend land, en toen hij geloofde zijnen vervolger ver genoeg van het spoor van zijn nest gebragt te hebben, vloog hij in eens vrolijk en levendig op en gaf zijne vreugde over de gevolgen van zijne list door levendige zangen te kennen[1].
Bonnet verhaalt van zwaluwen, die zelfs in brandende huizen vlogen om hunne jongen te redden of met hen te vergaan [2].
Bovenal echter is de moederzorg der natuur in de vogels zigtbaar in het maaksel der nesten, die zij met eene vlijt en kunst weten te vervaardigen, welke bij hunne geringe hulpmiddelen ieder verbazen moet. Hier zorgt de vogel reeds voor zijne jongen, eer nog één ei gelegd is.
Bij de meeste vogels draagt het mannetje den voorraad aan, en het wijfje bouwt het nest. De vogelnesten zijn, gelijk alle kunstproducten, die door eene ingeschapen aandrift worden vervaardigd, volkomen in hunne soort, en verdienen den naam van meesterstukken. Waar de natuur leermeesteres is en het niet ontwikkelde verstand der dieren te hulp komt, is alles even schoon en doelmatig, harer waardig, en boven alle berisping volkomen. Bij den rijkdom der stof mogen eenige algemeene opmerkingen en voorbeelden voldoende zijn.
De vogelnesten zijn altoos naar het getal en de grootte der jongen