geweldig labyrinth van gangen, groote kamers en gewelven bestaan. Al deze gangen, gemakkelijk te bewerken, zijn hoog uitgehouwen. Gebeurt het al eens, dat hier eene ontploffing van mijngas plaatsheeft, wat ook tusschen de zoutlagen voorkomt, zoo slaat de vlam langs den bovenwand der gangen over de mijnwerkers weg, zonder hun te schaden. Zoo liet men voor een dertigtal jaren een zich ontwikkelenden gasstroom eenige weken lang voortbranden, terwijl men onder het brandende gas veilig konde heen en weder gaan.
Merkwaardig is ook de groote droogte van de lucht dezer zoutmijnen, en op vele plaatsen stuift het zelfs sterk, zoodat de arbeiders, om hunne kleederen voor het bijtende stof te bewaren, vaak tot op den gordel ontkleed hun arbeid verrigten. Daarom worden de bezoekers ook met een linnen overkleed voorzien, wanneer zij het mijnwerk betreden. De oorzaak van die droogte ligt in de eigenschap van het zout, om het water tot zich te trekken, zoodat alle in de lucht aanwezige waterdampen door de zoutwanden worden opgezogen.
Lijken verrotten niet in deze ruimten, maar droogen tot mummiën uit. "Voor honderd zestig jaar had er een hevige brand onder in de mijnen plaats, waarbij eenige menschen, door het instorten van gangen en gewelven, het leven verloren. Vele jaren daarna vond men hunne lijken, tot mummiën verdroogd, onverzeerd terug.
Maar laat ons, na in de mijnen te zijn afgedaald, onzen onderaardschen togt voortzetten. Zeer verrassend is het tooneel, wanneer men, onder in de mijnen aangekomen, het oogenblik treft, waarop de met zout gevulde karren naar de afladingsplaats worden gebragt. Hier ziet men paarden en menschen met veel krachtsinspanning de met groote zoutblokken beladen karren voorttrekken en duwen; want waar het mogelijk is, breekt men het zout soms in blokken van 200 Ned. pond zwaarte los, waarbij zelden buskruid, maar meestal slechts het houweel gebruikt wordt. Zulke blokken zijn veelal zuiver, zonder de minste vreemde inmengselen, en wanneer het niet de menschelijke krachten te boven ging, zou men vierkante blokken van vijftig ellen lengte zuiver kunnen uitbouwen. De beweging bij het vervoeren der karren, het roepen en zweepgeknal, het juichen van de met ledige wagens terugkeerende arbeiders, het snel door elkander slingeren der voertuigen, zonder dat zij ooit elkander aanraken, bieden een zeer merkwaardig tooneel aan.