weigerde verder te gaan, maar beloofde mij daar te blijven en mijne terugkomst af te wachten, waaraan hij niet scheen te gelooven. Zijn goede hart gaf hem allerlei beden en vermaningen in, om mij terug te houden van eene in zijne oogen al te gewaagde onderneming. Zonder daarop verder te antwoorden zette ik den weg alleen voort, daar ook mijn bediende, die mij van de kust tot hiertoe vergezeld had, stilzwijgend, maar toch beschaamd, het voorbeeld van de serra volgde. Intusschen scheen echter na eenige overweging de vrees van hem geweken te zijn, want een kwartier uurs later zag ik hem zijwaarts van mij rustig voortklimmen, nadat hij te vergeefs beproefd had mij in eene regte lijn te volgen. De naar beneden rollende steenen hadden hem gedwongen eenen anderen weg in te slaan, en wij ontmoetten elkander eerst weder aan den rand des kraters.
De beklimming was echter niet half zoo gemakkelijk, als zij mij op eenigen afstand had toegeschenen; de helling van die zijde des bergs, hoewel minder steil dan in andere rigtingen, bedroeg toch nog omstreeks 50°, en slechts door zich met de handen vast te klemmen kon men op vele plaatsen zich voor het terug rollen behoeden. Een hindernis, welker bestaan vroeger volstrekt niet vermoed was, deed zich op in het gletscherijs, hetwelk den geheelen kegel overdekte en hem onbeklimbaar zoude maken, had niet het grind, de slakken en de asch, die gestadig van boven afvallen, het ijs op hunne beurt van een soort van deksel voorzien, waardoor het gevaar van te struikelen eenigszins verminderd wordt. Hij die van uit Antuco den vulkaan ziet, zal wel nooit op de gedachte komen, dat die zwarte kegel, welke slechts op eenige punten nabij de spits sneeuw schijnt te dragen, door eenen gletscher van onbekende dikte omgeven wordt. Het zand, dat tamelijk verwarmd uit den rookwolk des kraters valt, hecht zich aan het ijs en vormt zoo eene duimdikke korst daarover.
Veel gevaarlijker is een ander verschijnsel. Op den hoogsten top des bergs liggen te midden van het bewegelijke zand talrijke losse slakken, waarmede de stormwind zijn spel drijft. Komen deze nabij den rand, dan rollen zij met verbazende snelheid langs de steile zijde af, en deze snelheid neemt al voortrollende zoozeer toe, dat zij ten laatste in verre sprongen door de lucht gieren en niet zelden geheele