Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/273

Deze pagina is proefgelezen
247
DE VULKAAN VAN ANTUCO IN CHILI.

wanneer dan rook en nevelen hem omhullen, die hunnen oorsprong nemen in die geheimvolle diepten, waartoe geen menschelijk oog doordringen kan. Het eenzame zwijgen op zulke hoogten wordt slechts afgebroken door het sissen der naar buiten dringende rookzuilen; het vermeerdert het gevoel van afschrik, dat de heete bodem verwekt, waaruit een daarin gestoken stok dadelijk dampen lokt, terwijl de massa's van zwarte slakken, die heinde en ver den bodem bedekken, waarop geen plantje groeit, het oog onaangenaam aandoen. Het onophoudelijk beven van den top, het luide gerommel in den diepen vuurketel en het ontbreken van levende wezens herinneren den beklimmer, dat hij zich gewaagd heeft in eene streek, die niet voor menschen geschikt is, waar de natuur hem met bedreigingen ontvangt, als ware het om hem te doen inzien, dat zulk een oord hem vreemd moet blijven.

Van den gestadig bevenden kraterrand ontwaart men het naastbij de verstijfde gletschers der Silla en verderop den tweeden keten der Andes, die met de eerste evenwijdig loopt. Nog een vulkaan, behoorende tot het onbekende binnenland der Patagonische Andes, is naar het oosten toe zigtbaar, en in groot aantal vertoonen zich de klokvormige dommen van porphyr, die, zonder zelve vuur uitgebraakt te hebben, toch eenmaal door onderaardsche krachten zijn opgeheven. Langs alle deze ketenen loopt de sneeuwlinie heen met de regelmatigheid van eene meetkunstige lijn, want hare kleine oneffenheden verdwijnen op zulke afstanden. De blik zoude zich verliezen in het binnenste van het aan fabelen rijke Patagonië, ware het niet dat lagere bergen den horizon in die rigting begrenzen. In bedriegelijke nabijheid vertoont zich de verre zandvlakte aan den oostelijken voet des vulkaans alsmede het meer, en verderop breidt zich noordwaarts de Cordillera van Chillan uit, als eene acht mijlen lange bergvlakte, op welke de sneeuw nimmer smelt. Alleen naar het westen toe is het uitzigt vriendelijker, want geheel onbedekt liggen daar de verre vlakten van zuidelijk Chili, waarin men den loop der rivieren echter meer vermoedt dan erkent aan de donkere boschstreepen, die hare oevers versieren, want slechts zei den verraadt haar eene flikkering door een zonnestraal op hare spiegelende oppervlakte teruggekaatst. De oceaan, die anders gemakkelijk zigtbaar zoude zijn, wordt door eenige lage heuvelreeksen aan het