Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/30

Deze pagina is proefgelezen
10
HET STEENZOUT EN ZIJNE BEGELEIDERS.

en bruischend de verschrikte bewoners uit den slaap riep. Maar het koken was slechts schijnbaar; de pekel was slechts 27° R. warm, en het koolzuur was oorzaak der uitbarsting en van de schuimende uiteenspatting der waterzuil.

Deze hoog opspringende zoutbronnen hebben eenige overeenkomst met de zoogenaamde pseudo-vulkanische verschijnselen, welke in vele oorden der wereld voorkomen, en waarvan wij wegens hunne verwantschap met het steenzout kortelijk het een en ander willen mededeelen.

Vijf italiaansche mijlen ten noorden van Girgenti in Sicilië ligt Malacubi, reeds tijdens Plato wegens zijne merkwaardige natuurtooneelen vermaard. Over eene vlakte van eene halve italiaansche mijl in den omvang zijn eene menigte van 2—3 voet hooge heuveltjes uitgespreid, welke alle in het midden eene trechtervormige opening hebben, die diep in de aarde omlaag gaat. Uit deze openingen stijgt telkens een weeke breiachtige kleibal omhoog, die door ontwikkelende gassen wordt omhoog gestuwd en uiteenspattende zijn weeken inhoud rondom weg slingert, om voor een nieuwen opstijgenden kleibal plaats te maken.

De inhoud dezer uit de diepte geslingerde stoffen is klei, rijkelijk doordrongen met steenzout, gips en aardhars, eene organische delfstof, die in vele gedeelten der aardkorst verspreid is.[1] Deze stoffen worden dan voortdurend door de slikvulkanen naar boven gevoerd; meestal bij kleine hoeveelheden, soms evenwel ter plaatse voornoemd, onder schudding van de aardkorst, in 100 voet hooge, dikke zuilen omhoog geslingerd.

Krachtiger zijn deze verschijnselen in de nabijheid van de Kaspische zee. Tien engelsche mijlen ten noorden van Baku liggen de heilige tempels der Guebers of vuuraanbidders, alwaar stroomen van brandbaar gas aanhoudend uit den bodem opstijgen. Uitbarstingen van vlammen en brandbare gassen, uitwerpingen van slib, met zout en naphtha bedeeld, treft men langs de geheele vlakte van Zuid-Rusland en Tartarije veelvuldig aan, in de Krim, langs de Zwarte en Kaspische zee, het meer Aral enz. De naphtha stijgt daar ook in bronnen op, en het zout

  1. Eenvoudigheidshalve gebruiken wij den naam aardhars, om daarmede zoowel de heldere, dun vloeibare naphtha, als de donkerkleurige, dikkere steenolie en bergteer en de vaste asphalt aan te duiden.