Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/329

Deze pagina is proefgelezen
301
KLIMOP.

verzengenden aanblik zijns vaders beschermd werd, en dat naderhand de Bacchanten en ook de vrolijke dichters met klimop om het hoofd liepen; dat de eerste Christenen de lijken hunner afgestorvenen op klimop legden, als het beeld der onsterfelijkheid, en dat eens zeldzamerwijze de getrouwe vriend van een gevallen minister een omgehouwen met klimop bedekten boom tot devies koos, met het onderschrift: „Zijn val kan mij niet losmaken."

Maar thans niets van dat alles. Wij geven u toe, dat voltaire ongelijk had, toen hij schreef: Le secret d'être ennuyeux, c' est celui de tout dire. Wij weten gaarne alles van alles; wij zeggen liever met Mevr. stael: „tout comprendre ce serait tout pardonner"; en daarom hopen wij, o grijsaard, dat gij het ons vergeven zult, zoo wij thans slechts twee dingen van het klimop vertellen en geen enkel ding meer. Wij zullen namelijk trachten aan te toonen, wat het klimop „niet is," en wat het klimop „is".

Het klimop is geen woekerplant; het verstikt den boom niet, dien het omstrengelt; een boom met klimop begroeid kan zeer goed in leven blijven. Dit is voor mij niets nieuws; ik ben in de gelegenheid, dit dagelijks te kunnen opmerken. Ik heb heerlijke pruimen gegeten van een boom, die van onder tot boven geheel met klimop bekleed was. Maar ik ben jong; mijn oordeel is misschien nog niet gevormd, mijne getuigenis heeft geen gezag, ik heb nog titel noch aanbeveling. Welnu, al is mij ook niets vernederender en langwijliger dan anderen na te praten of te schrijven, om u te believen, waarde grijsaard, zal ik woordelijk mededeelen wat m. le Comte aguillon, de Toulon, délégué de la Société impériale d'acclimatation et des Sociétés d'horticulture (zijn titel en aanbeveling naar genoegen?) in een der laatste afleveringen van het tijdschrift Cosmos berigt.

„Ik bezit op mijn landgoed te Eygoutier bij Toulon (Var), vijf of zes opgaande plataanboomen, meer dan veertig jaren oud, die geheel en al met klimop bedekt zijn, bijna tot aan de toppen der hoogste takken, die zich in het luchtruim verliezen. Deze platanen zijn bijzonder krachtig en schijnen hoegenaamd niet te lijden van het groenende harnas, dat hen knellend omsluit. Bovendien heb ik een moerbezieboom, die nog ouder is en wiens stam eveneens door een