Fig. 1. talrijkheid. Alle deze vogels, groote en kleine, schenen zich op buitengewone wijze te verlustigen; in het geheele bosch van Agaves heerschte eene zeldzame drukte en levendigheid; bovendien was de vereeniging van een zoo groot getal van spechten op dezelfde plaats reeds op zich zelve iets ongewoons, daar de natuur aan deze vogels veeleer eene eenzame levenswijze aanwijst, dan een leven in groote troepen, waardoor zij gevaar loopen gebrek aan voedsel te ondervinden. Verre derhalve van deze gevederde bewoners der savanna door een ontijdig geweerschot te verontrusten, verschool ik mij onder de weinig gastvrije schaduw eener Yucca en sloeg in stilte gade, wat er te midden dezer republiek van gevogelte voorviel.
Het duurde niet lang of ik had het geheim ontdekt. De spechten gingen en kwamen, zich een oogenblik tegen elke plant aan plaatsende en dan bijna dadelijk weder wegvliegende. Het waren vooral de bloemstengels der Agaves, tegen welke zij zich vastklampten; zij arbeidden er een oogenblik, met hunne scherpe snavels op het hout kloppende; dan vlogen zij tegen de Yucca's aan, waar zij hunnen arbeid herhaalden, en keerden weder aanstonds naar de Agaves terug, om van nieuws af aan te beginnen. Ik naderde toen de laatsten en onderzocht de stengels, welke ik als een zeef met openingen doorboord vond, die op eene onregelmatige wijze boven elkaar geplaatst waren (Fig. 1, halve natuurlijke grootte). Deze openingen