Deze vruchten zijn kogelrond, groot, soms meer dan 1 voet in middellijn, met een zeer hard, houtachtig zaadhulsel (het buitenste van de vrucht), dat wel een halve (oude) duim dik is en 15 tot 22 zeer harde zaden (de zoogenoemde kokeleko-noten) bevat. Deze zaden zijn scherp-driekantig aan de binnenzijde, eenigzins bolrond aan de buitenzijde en daar meer vlak, zijnde deze vlakte door uitstekende kanten begrensd. De geheele oppervlakte van het zaad is, vooral aan de buitenzijde, gerimpeld en beenhard. De zaden zitten regtop, met de scherpe kant naar binnen, aan de houtige middelspil der vrucht vastgehecht, en in deze zaden, zooals die in den handel komen, kan men, onder aan dien scherpen kant, een ingedrukt lidteeken (hilum) zien, zijnde de plaats der aanhechting aan de middelspil. Daar zij, rijp zijnde, geheel los in het hulsel zijn, maken de vruchten, bij het afvallen, een sterk rammelend geluid.
De wetenschappelijke naam van den boom is Bertholletia excelsa humboldt en bonpland. De zaden hebben in smaak veel van amandelen en bevatten, even als deze, veel olie. Daar die olie echter door langdurige bewaring ranzig wordt, is de smaak der zeer lang bewaarde noten scherp en minder aangenaam. Doorgaans echter is hij nog goed, als zij versch hier te lande worden aangevoerd. Zij worden voor voedzaam en niet ongezond gehouden .
De Bertholletia is geheel een boom der keerkringslanden en komt aan beide zijden van de evennachtslijn voor. Hij is gevonden in de bosschen aan den mond der Amazonen-rivier, in de Cerros van Guyana, op 3° breedte. Groote bosschen daarvan zijn te vinden aan den oever der Rio negro en in het zeer uitgestrekte stroomgebied van de Orinoko- en Amazonen-rivier en tusschengelegene oorden. Als de tijd der rijpheid dezer vruchten nadert, trekken de Indianen van de boven-Orinoko in groote menigte naar die bosschen om deze kostbare vruchten te verzamelen en als hun gewoon voedsel te huis te bewaren.
Het aangename van deze vrucht heeft aanleiding gegeven, dat velen de aanplanting daarvan in tropische luchtstreken hebben aangeraden. Zij worden dan ook in Brazilië en Guyana geteeld; doch komen niet voor op de lijst der planten, welke in de kolonie Suriname gekweekt worden (zie Tijdschrift voor Natuurlijke Historie, 1843, bladz. 373 en