Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/36

Deze pagina is proefgelezen
16
HET STEENZOUT EN ZIJNE BEGELEIDERS.

waar reeds Jakob en zijne zonen hunne kudden weidden. Onder den kleibodem van Egypte vindt men den ouden zeebodem op groote diepten terug.

Wij verlaten het vruchtbare Egypte, en leggen een weg van drie dagreizen af door de dorre zandwoestijn, die het Nijldal begrenst. Plotseling komen wij aan den oever van eenige binnenmeren, met dorre oevers, waarin het water zeer laag staat. Het water van die meren is sterk zoutachtig, en stelt onzen brandenden dorst op eene droevige wijze te leur.

Welk een verschil met Beneden-Egypte! Daar hebben wij het land verlaten op een tijd, dat het heerlijke Nijlwater zijn hoogsten stand innam en hier vinden wij eenige lage, zoute binnenmeren!—Maar ziet! de Nijlwateren dalen allengskens en keeren binnen hunne gewone oevers terug. Nu rijst de waterspiegel van onze natronmeren, en als de Nijl nabij zijn laagsten stand is, zal het water in onze meren het hoogst zijn.

Wat verschijnsel is dit? Is er eene gemeenschap tusschen den Nijl en onze meren; hoe werken deze in omgekeerde verhouding?—De verklaring van het feit zal spoedig gevonden worden, en door hare eenvoudigheid onze lezers verrassen.

De bodem der natronmeren is de oude zeebodem, welke met den bodem, waarop de klei van het Nijldal rust, in gemeenschap staat. Het water van den Nijl dringt langs dien onderaardschen bodem, onder het dorre zand der woestijn heen, naar de natronmeren. Maar voor den weg, dien wij in drie dagreizen konden afleggen, heeft het Nijlwater langen tijd noodig; voorts is het eerste water, wat tot de natronmeren doordringt, nog aan den sterken invloed der Afrikaansche zomerzon blootgesteld, en eerst in later jaargetijde kan de onderaardsche aanvoer van water met de door verdamping veroorzaakte daling van den waterspiegel evenwigt maken, en eindelijk eene rijzing veroorzaken. Deze rijzing duurt voort, totdat de ouderaardsche kanalen door het sterke vallen van het Nijlwater, haar water weder in deze rivier beginnen uit te storten, en eindelijk, wanneer de Nijl zijn laagsten stand heeft, beginnen de natronmeren door verdamping weder hun water te verliezen.

De oude zeebodem, waarin zij gelegen zijn, bestaat uit klei, die