Voorwaar, de bosschen zijn voor Nederland en zijne bezittingen niet minder belangrijk dan voor eenig ander land. De kennis van hunnen invloed is hier niet minder gewigtig dan elders, en de Nederlanders, die in den loop der tijden bijna al hunne bosschen hebben zien verdwijnen, hebben nog eene groote taak, een duren pligt te vervullen, in de verandering van hunne heide- en zandvlakten in vruchtdragende bosschen.
Wel erkennen wij dankbaar, dat in de laatste tijden reeds veel verbeterd is, dat de uitbreiding der zandverstuivingen beteugeld, vele mark- en buurtgronden verdeeld, aanzienlijke oppervlakten tot dennenbosch aangelegd zijn, en dat de regering zich meer dan vroeger aan den houtgroei onzer koloniën laat gelegen liggen,—doch het is niet minder waar, dat er nog veel te doen overblijft, alvorens wij behoorlijk partij getrokken zullen hebben van de gronden, die goede vruchten kunnen opleveren. Het is niet te loochenen, dat (welligt grootendeels ten gevolge van het volslagen gebrek aan eene goede gelegenheid tot onderrigt hier te lande) de kennis van den invloed der bosschen en van hunne behandeling weinig algemeen en de belangstelling daarin betrekkelijk gering is.
Mogten mijne landgenooten niet te laat inzien, dat ook zij in de bosschen een middel hebben, om tot voordeel van zich zelven en van hunne kinderen de gesteldheid des lands te veranderen!