welke zij bij de uitoefening van hun beroep het meest regtstreeks noodig hadden. Dit plan, door den grooten Wijsgeer zelfs in bijzonderheden ontwikkeld, bleef meer dan eene eeuw lang onuitgevoerd. Slechts vormde in 1775 de bekende werktuigkundige vaucanson, naar het schijnt geheel uit eigen middelen, eene verzameling van werktuigen en gereedschappen, bestemd tot onderrigt van de werkende klassen, en vermaakte deze bij zijnen dood aan de natie. De regering aanvaardde dit legaat, kocht een gebouw om het te bewaren, stelde een ambtenaar aan om het te beheeren, en vergrootte de verzameling voortdurend, door de bepaling dat elk uitvinder, die eenige openlijke belooning of aanmoediging verkreeg, gehouden was zijne uitvinding in die verzameling door een model of staal te doen vertegenwoordigen, maar men dacht er naar het schijnt niet aan, of werd door den drang der tijden belet, om maatregelen te nemen, ten einde deze verzameling in ruimen kring vruchten te doen dragen.
Dit museum van vaucanson werd de kern van de zooveel uitgebreidere verzameling, die thans bestaat. Door een omstandig berigt te geven aangaande het ontstaan van deze verzameling en van de lotwisselingen, die het plan daartoe onder de elkander in het laatst der vorige eeuw in Frankrijk zoo snel opvolgende regeringsvormen onderging, zou ik vreezen hen, die mij tot hiertoe hebben vergezeld, veel te lang buiten te laten staan, en dus hun aantal belangrijk te zien verminderen. Het zij mij dus vergund hier slechts kortelijk aan te stippen, dat in 1795 de nationale conventie bij dekreet bepaalde, dat er te Parijs, onder den naam van Conservatoire des arts et métiers, eene publieke verzameling zoude worden gevormd van werktuigen, modellen, gereedschappen, teekeningen, beschrijvingen en boeken, ten dienste van alle kunsten en handwerken, waarvan de zamenstelling en het gebruik zouden verklaard worden door drie aan de inrigting verbonden uitleggers. Een teekenaar zou hun worden toegevoegd. Eerst in 1799 kwam het na veel aarzeling en uitstel tot eene dadelijke uitvoering van dit besluit, en werd de collectie van vaucanson, vermeerderd met al wat daar middelerwijl was bijgekomen, met de verzameling van modellen van de Akademie der Wetenschappen vereenigd in de oude priorij, onder toezigt van j.b. le roy, conté en