Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/423

Deze pagina is proefgelezen
5
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

had aan een dier van het hertengeslacht. Doch de verbazende veranderlijkheid van dezen wervel in de beide geslachten heeft mijne redenering doen falen, en op nieuw aangetoond, hoe onvoorzigtig het is uit onvolkomen brokstukken eene soort te bestemmen. Er was bij mij wel is waar eenige twijfel overgebleven, en ik had een gipsafgietsel van het been medegenomen op eene reis, waarvan ik pas terug gekomen ben.

De rijke verzamelingen in het museum te Parijs en de welwillendheid der heeren merlieu en gratiolet hebben mij tot eene volledige vergelijking in staat gesteld. Weldra bevond ik, dat de atlas van den bison, die zeer weinig gelijkt op dien van het rund, daarentegen bijna alle de kenmerken heeft van dien uit het meer van Moosseedorf, en dat hetzelfde geldt van eenige groote fossile runderen van het quaternaire tijdperk. Het been, waarvan hier sprake is, bewijst derhalve het bestaan van een dezer dieren gedurende het tijdperk, dat door den heer troyon beschreven is. Dit feit trouwens is van veel minder gewigt, daar het bestaan van runderen in dien tijd reeds door vele overblijfsels bewezen was."

Wij hebben gemeend het voorbeeld van den heer pictet te moeten volgen, door aan onze Lezers zoodra mogelijk kennis te geven van eene dwaling, die, hoe ligt ook begaan, niet onbelangrijk is uit hoofde van de daaruit afteleiden gevolgtrekkingen.

D.L.
 

Afstamming van het paard.Blasius (Fauna der Wirbelthiere Deutschlands, Bd. I, § 505) houdt hel voor uitgemaakt, dat de tamme paarden afstammen van de wilde, die nog in kleine troepen, die zelden vijftig stuks tellen, in Midden Azië worden aangetroffen. Uit Midden-Azië hebben zij zich over alle landen van den aardbol verspreid. Zij zijn lichtgrijs met zwarten bek, witachtigen neus, zwarte manen en staart, en hebben op den rug eene zwarte aalstreep, even als de ezels. Zij zijn kleiner dan de meeste tamme paarden en bezitten een grooteren kop, langere ooren en een meer gewelfd voorhoofd. De kortharige, overeind staande manen loopen van tusschen de oogen tot op het schouderblad. De staart is minder langharig dan bij tamme paarden. In den winter is de huid met lange ruige haren bedekt, die op den rug gekroesd zijn.

[Over 't geheel verschilt dus het Aziatische wilde paard nog al van het tamme en nadert in sommige opzigten tot den ezel. Sedert eenigen tijd bevinden zich in den Jardin des plantes te Parijs twee wilde paarden, die door den Onder koning van Egypte ten geschenke zijn gezonden aan de Keizerin eugènie, en door geoffrey st. hilaire beschouwd werden als eene nieuwe soort van het geslacht Equus, welke het midden houdt tusschen het paard en den ezel. Zij zijn uit Syrië afkomstig, en wel uit de woeste streken aan de Roode Zee, waar zij evenwel zeldzaam en in gering aantal worden aangetroffen. Aan de