azijn, het bloed weder hebben uitgebraakt, hernemen na eenige weken verblijf in den turfmolm weder hunne vroegere kracht, zoodat zij op nieuw gebruikt kunnen worden. (Compt. rendus, 2 Nov. 1857.)
Boraxzuur in eene plant.—Wittstein en apoiger bevonden, dat in het zaad van Maesa picta, hetwelk onder den naam van Saoria in nieuweren tijd als een middel tegen den lintworm is aangeprezen, eene zekere hoeveelheid boraxzuur bevat is (Ann. d. Chemie u. Pharmacie. CIII, p. 362.)
Kunstmatig Margarinezuur.—Het is welbekend, dat uit een uitvoerigen arbeid van chevreuil over de natuurlijke vetten voortgevloeid was, dat deze hoofdzakelijk uit drie hoofdvetsoorten waren zamengesteld, stearine, margarine, oleine, elke een eigen vetzuur bevattende, dat bij de verzeeping nevens oliezoet (glycerine) daaruit wordt verkregen. Twee dezer zuren behooren in de groote reeks van zuren, welker zamensteliing tot de algemeene formule CnHn-1O3 kan worden teruggebragt, namelijk het stearinezuur (N = 36) en het margarinezuur (N = 34).
Voor eenige jaren heeft heintz echter aangetoond, dat het margarinezuur geen zelfstandig zuur is, maar een mengsel van stearinezuur en palmitinezuur, insgelijks een vetzuur (N = 32), dat echter tot nog toe hoofdzakelijk in de palmolie was aangetroffen. De wijze, waarop heintz deze stelling bewees, was in het kort deze, dat uit eene alkoholische oplossing van het gewone margarinezuur door toevoeging van kleine hoeveelheden eener oplossing van b.v. een barytzout, waarbij men voor elke nieuwe toevoeging het gevormde nederslag afzondert, verschillende nederslagen worden verkregen, welke, weder ontleed zijnde, vetzuren opleveren, wier smeltpunten van elkander afwijkend zijn, hetgeen niet het geval kon wezen, wanneer het margarinezuur eene chemisch homogene stof ware. Door uitbreiding dezer methode gelukte het hem zelfs, het margarinezuur in de beide opgenoemde vetzuren te scheiden.
De omstandigheid dat het margarinezuur, zooals het naar chevreuil's methode verkregen wordt, een lager smeltpunt heeft dan het stearinezuur en het palmitinezuur, waaruit het naar heintz's onderzoekingen was zamengesteld, werd door denzelfden natuurkundige insgelijks verklaard, daar hij aantoonde, dat bij de vetzuren en vetten somwijlen hetzelfde abnormale smeltpunt voorkomt als bij metaalmengsels, wier smeltpunt lager is dan de smeltpunten hunner zamenstellende bestanddeelen (b.v. het metaal van rose). Trouwens, elke twijfel werd ten slotte door heintz opgeheven, daar het hem gelukte