de primitieve zenuwvezels met donkere randen, waaruit de zenuwtakjes op de plaatjes eerst bestaan, en de buisjes, waarin bij de verdere verdeeling de genoemde zenuwvezels schijnen over te gaan. 't Schijnt immers niet gewaagd, hier van zulk een overgaan te spreken. Het hoe echter van dien overgang, en wat daarmede verder in verband staat, dit juist kan kwalijk anders dan op versche exemplaren nader nagespoord worden.
De omzetting van het amygdaline tot blaauwzuur in het levende ligchaam, wanneer het met emulsine op verschillende plaatsen wordt binnengebragt. — Kölliker en müller hebben, daartoe uitgelokt door de onderzoekingen van bernard, proeven hieromtrent op konijnen genomen. (Würzb. Verhandl. VI, Hft. 3.) De uitkomsten dezer nieuwe waarnemingen strekken over 't geheel ter bevestiging van bernard's ontdekking. Naar gelang van de overeenkomstige hoeveelheid van beide stoffen deed de dood zich schielijker of langzamer voor. Maar ook bij eene voldoende hoeveelheid amygdaline is eene zeer kleine dosis emulsine niet in staat, schielijk eene vergiftiging te weeg te brengen. Zoo had bij een konijn, in welks éene vena jugularis 8 ccm. van eene 2 pCt. oplossing van amygdaline, en in de andere 3 ccm. eener 1 pCt. emulsine-oplossing waren ingespoten, de dood eerst plaats 40 minuten na het inspuiten der emulsine, terwijl in gevallen van overeenkomstige injectie-hoeveelheden van het laatste het intreden van den dood naauwelijks eene minuut op zich liet wachten.—Bij het inspuiten van 10 ccm. eener 4 pCt. amygdaline- en 5 ccm. eener 0,1 pCt. emulsine-oplossing, bleef het dier nog den volgenden dag zeer wel en stierf eerst na 45 uren aan—althans onder—krampen.
Wanneer eerst amygdaline en eerst 1 uur later emulsine in het bloed wordt gespoten, dan heeft de dood spoedig plaats;—maar dat is niet het geval, wanneer de orde wordt omgekeerd. 't Moet nog worden uitgemaakt, of er eene verandering van het emulsine in het bloed, dan wel eene uitscheiding daarvan plaats heeft.—Wanneer amygdaline in het bloed en emulsine in de darmen wordt gespoten, dan heeft er geene vergiftiging plaats. Daar het laatstgenoemde alzoo niet als zoodanig uit de darmen in het bloed geraakt en daarin ook niet was te vinden, zoo doet zich deszelfs vermogen om opgeslorpt te kunnen worden, nog twijfelachtig voor, daar eene omzetting binnen in de darmen in allen gevalle ook mogelijk schijnt. Bij het spuiten van emulsine in het bloed en amygdaline in de darmen ontstaat er, zij het ook langzaam, vorming van blaauwzuur en vergiftiging. Maar dat gebeurt ook zonder injectie van emulsine, wanneer amygdaline in voldoende hoeveelheid in de darmen wordt gebragt. Alzoo bevatten de darmen—althans bij het konijn—een ferment, 'twelk in staat is, het amygdaline te ontleden.