WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.
Nieuwe planetoïden. Sedert het verschijnen van het laatste nummer van dit bijblad zijn weder twee planeten (51) en (52) bekend geworden. De eerste is in den nacht van den 22sten en 25sten Januarij ontdekt te Nîmes door den heer laurent. Zij werd bij hare ontdekking gezien zeer nabij de ster door lalande in zijn catalogus opgenomen onder nummer 22646. Men weet toch, dat niet alleen van de vijfduizend sterren, die men met het bloote oog kan onderscheiden, maar ook van tienduizendtallen, die alleen met den kijker worden waargenomen, in verschillende catalogussen de plaatsen, welke zij aan den hemel innemen, onder doorloopende nummers worden omschreven. De tweede is den 6den Februarij het eerst door den heer goldschmidt ontdekt; hare plaats werd door den heer lépissier bepaald. Beide ontdekkers zijn liefhebbers. De eerste heeft van valz den naam Nemausia (naar Nîmes) ontvangen, die echter waarschijnlijk nog zal worden verwisseld voor een anderen.
Photographie en sterrekunde. Terwijl de photographie praktisch zulke vorderingen gemaakt heeft en nog maakt, zal ook de theorie en evenzeer hare toepassing op andere wetenschappen er meer partij van gaan trekken. Men vergete het nooit, dat elk overwonnen praktisch bezwaar, elke nieuwe op praktischen weg gemaakte waarneming de theorie te regt wijst of bevestigt, in elk geval volkomener laat worden, en omgekeerd elke theoretische onderzoeking, moge zij ook nog zoo afgetrokken zijn, den weg baant tot vooruitgang in de praktijk, waarvan zij vroeg of laat gebruik zal maken.
Zoo ook hier. De photographie geschiedt door de chemische werking van het licht, door de zoogenoemde chemische stralen, waarvan velen eene kortere golflengte hebben, dan die welke wij met het oog waarnemen. Komt dus een photogram in korter tijd tot stand de eene maal dan de andere, dan besluit men, als het overige gelijk staat, tot een grooter aantal van die chemische stralen. Nu heeft le père secchi, directeur van het observatorium te Rome, photographische afbeeldingen gemaakt van de volle maan, van de maan bij haar eerste en bij haar derde kwartier en van een overgang van een van de wachters van Jupiter over de hoofdplaneet, zoo volkomen dat men dien overgang in de teekening kon onderkennen. Daar het licht van de maan, als zij