Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/468

Deze pagina is proefgelezen
50
ALBUM DER NATUUR.

haakjes aan de beide achterste der twaalf segmenten. Daarmede hechten zij zich vast aan de haren eener mannelijke wesp die den gang bezoekt, en wordt de larve aldus als een parasitisch dier medegevoerd. Later worden deze parasitische larven teruggevonden op vrouwelijke metselwespen, waarop zij vermoedelijk geraakt zijn, doordat de mannetjes hen in de bloemen, op welker nectar zij azen, hebben achtergelaten.—De vrouwelijke wesp voert dan de larve mede naar de cel, waarin zij een ei legt, drijvende op honig. De larve blijft daar tevens achter en hecht zich op het ei vast, waarvan zij met hare kaken de schaal verbreekt, om zich met den inhoud te voeden. Na hierdoor de dubbele grootte van vroeger erlangd te hebben, ondergaat de larve eene vervelling. Uit de afgeworpen huid komt een ligchaampje te voorschijn, dat als een twee larven-toestand kan beschouwd worden, die op lageren trap staat dan de eerste, veel gelijkende op dien van sommige Diptera. Men onderscheidt er slechts een spoor van kop aan, de oogen ontbreken en het diertje is schier onbewegelijk. In dezen toestand voedt het zich met den honig, door de moederwesp in de cel gebragt. Daardoor groeit het snel, maar zelfs wanneer het reeds eene lengte van 12—15 millim. bereikt heeft, verkeeren nog de deelen, die het kleine hoofdje zamenstellen, in eenen embryonalen toestand; de oogen ontbreken nog, de kaken zijn zeer klein en week, de sprieten zeer kort, de voetjes zijn korte stompjes en de geheele larve ligt nog nagenoeg onbewegelijk.—Nadat de voorraad honig verteerd is, trekt het diertje zich zamen, de opperhuid scheidt zich af en daar binnen verandert het in een pop, waarin allengs de overgang tot volkomen insect geschiedt. In het geheel onderscheidt favre acht verschillende toestanden, van dien der eerste larve tot dien der voleindigde metamorphose. Wij hebben daarvan hier slechts de hoofdtrekken teruggegeven.

De ontdekking van zulk eene tijdelijk teruggaande metamorphose bij een insect schijnt ons toe zeer gewigtig te zijn. Reeds was eene teruggaande metamorphose bij de Cirrhipeden en Syphonostomen bekend, doch bij de insecten is dit het eerste voorbeeld, hetgeen te merkwaardiger is, omdat hier op den teruggang weder een latere vooruitgang volgt.

Hg.
 

De Eenhoorn terug gevonden?Robert schlagintweit deelde in de wis- en natuurkundige sectie der British Association in 1857 te Dublin gehouden, het volgende omtrent den nog steeds fabelachtigen Eenhoorn mede:

"Dit dier werd door de heeren huc en gabet, de beroemde reizigers in oostelijk Thibet, volgens berigten, die zij van de inboorlingen ontvingen, beschreven als eene soort van Antilope, welke een asymmetrisch op den kop geplaatsten hoorn bezit. Herman schlaginweit ontving echter in Nepaul de hoornen van een wild schaap, die, op het eerste gezigt, zich als een enkele