op het midden des schedels geplaatste hoorn vertoonden. Bij nader onderzoek bevond hij echter, dat deze hoorn uit twee onderscheidene, in eene gemeenschappelijke hoornschede besloten deelen bestond, op de wijze als twee vingers gestoken in een handschoen-vinger. In de jeugd heeft het dier twee gescheiden hoornen, doch die zoo nabij elkander staan, dat zij elkander bijna raken en later te zamen vergroeijen."
De vraag is nu, of het wilde schaap, waarvan h. schlagintweit de hoornen zag, eene eigene soort of althans een ras vormt, waarbij deze eigendommelijkheid erfelijk is, of dat hier slechts eene toevallige monstrositeit bestond.
Fluorescentie door het Noorderlicht.—Robinson meldt in eenen brief aan taylor (Phil. Magazine 1858, April, p. 526), dat hij gelegenheid gehad heeft, bij een noorderlicht van meer dan gewone sterkte, zich te overtuigen, dat het fluorescentie te weeg brengt. Een droppel der oplossing van zwavelzure chinine op een porseleinen plaatje vertoonde zich als een lichtende vlek op een zwak verlichten achtergrond, en kristallen van platino-cyanuretum potassii waren zoo schitterend, dat de etiquette op het buisje waarin zij bevat waren (en welke bij lamplicht op eenen kleinen afstand niet te onderscheiden was van het zout), door het contrast schier zwart scheen.
Robinson doet opmerken, dat, daar ook het elektrisch licht, gelijk bekend is, eene sterke fluorescentie veroorzaakt, deze waarneming een nieuwen grond kan opleveren ten voordeele der hypothese, dat het noorderlicht eenen elektrischen oorsprong heeft.
Het koperoxyd-ammoniak een oplossingsmiddel voor cellulose.—De ontdekking, dat eene oplossing van koperoxydhydraat in ammoniak een oplossingsmiddel is voor cellulose, werd voor eenigen tijd gedaan door Dr. ed. schweizer. Later hfeet Dr. c. cramer hetzelfde als mikrochemisch reagens aangewend. Hij bevond, dat deze oplossing zonder werking is op het celvlies van vele eencellige algen, fungi, lichenes, op de bastvezelen van china rubra, de mengcellen van Hoya carnosa, op kurk, pappasharen, de opperhuid van Ficus elastica. De houtcellen van Taxus, van den eik en van andere boomen worden daardoor slechts blaauw gekleurd. In vele andere gevallen heeft daardoor echter eerst eene opzwelling en eene daarop volgende oplossing der celwanden plaats. Waar deze uitblijft, wordt de inwerking van het réagens alleen verhinderd door cuticulaire en incrusterende lagen. Worden deze vooraf verwijderd door behandeling met chlorzure potasch en salpeterzuur, dan heeft de oplossing plaats. Merkwaardig nog is het, dat amylumkorrels daardoor slechts opzwellen, waarbij zij zich donker blaauw kleuren, doch zich niet oplossen. Inuline lost zich daarin wel op. Ook