weinige oogenblikken, dat het verschijnsel zigtbaar was, noodzakelijk ontsnappen moesten. De photographie houdt het verschijnsel als het ware vast en stelt den natuuronderzoeker in staat, om, nog na verloop van jaren, het op nieuw te beschouwen en met andere dergelijke verschijnselen te vergelijken.
Het is vooral in de sterrekunde, dat men zich van dit hulpmiddel tot waarneming veel beloven mag. Reeds hebben nasmyth, delarue in Engeland, bond in Amerika, secchi te Rome getoond, dat photographische beelden van de maan, van sterren en van planeten kunnen verkregen worden, doch het zijn inzonderheid de eclipsen, die, als het gevolg van de beweging der hemelligchamen, daarvoor niet het minst in aanmerking komen. Faije toonde onlangs (in de zitting van den 12 April) aan de Fransche akademie eene reeks van photographische afbeeldingen van de zon-eclips van den 15 Maart j.l. vervaardigd door de H. H. porro en quinet. Daartoe was de reusachtige kijker van 15 meters brandpuntafstand des eersten gebezigd. In het brandpunt was een raampje geplaatst met de collodium plant, die op een gegeven teeken door middel van een veêrtoestel ontbloot werd, zoodat zij gedurende een klein breukdeel eener seconde aan den indruk van het licht was blootgesteld. Op hetzelfde oogenblik werd door een telegraphischen toestel de tijd aangegeven. Ten gevolge van den min gunstigen toestand des hemels en de eenigzins gebrekkige inrigting der werktuigen, zijn niet alle de aldus verkregen beelden even zuiver, maar toch bevinden zich daaronder eenige, die scherp genoeg zijn om faije in staat te stellen daaraan later, door middel van een mikroskoop, hetwelk van een mikrometrischen toestel voorzien is, naauwkeurige metingen in het werk te stellen.
Faije doet nog teregt opmerken, dat de photographie, vereenigd met eene volkomen juiste inrigting om op hetzelfde oogenblik, dat het beeld gevormd wordt, ook den tijd te bepalen, het middel aan de hand geeft om de zoogenaamde persoonlijke fout te ontwijken, die, gelijk de ondervinding geleerd heeft, alle waarnemingen aankleeft, welke langs den gewonen weg verrigt worden.
Als een voorbeeld van de scherpte, die het photographische beeld van hemelsche voorwerpen bezitten kan, kan worden aangevoerd, dat secchi (Compte. rendus XLVI, p. 795) eene photographie van Saturnus bezit, welke slechts 1 millim. middellijn heeft, en waaraan men desniettegenstaande niet alleen duidelijk de donkere tusschenruimten tusschen de planeet en den ring, maar ook de schaduw, die de laatste op de eerste werpt, herkennen kan. Het beeld verdraagt dan ook eene vergrooting, waarbij het zich met eene doormeter van 1½ tot 2 duim vertoont. Bovendien leert deze photographie nog twee merkwaardige bijzonderheden, vooreerst dat de lichtsterkte van den ring