dat hun als steun kan dienen, onder hun bereik komt. Is het dier in rust op de oppervlakte van het zand op den bodem van den bak, dan gebruikt het deze ledematen als steunpunten, zoodat het ligchaam zich in eene hoogte van twee tot drie duim boven die oppervlakte bevindt. Waterademhaling en luchtademhaling wisselen elkander af. In den rustenden toestand treedt het water door de kleine neusgaten (die geenszins, gelijk men vroeger meende en ook bij de visschers algemeen het geval is, blind eindigen) in den mond en door de kieuwspleet weder uit. Somtijds opent het echter den mond wijd, laat dezen een tijdlang open en verwijdt zijne keel door middel van het tongbeen; dan sluit het den mond weder, opent de kieuwspleet en sloot door zamentrekking van de keel eenen sterken waterstroom door de zijdelingsche kieuwopening naar buiten. Van tijd tot tijd verheft het zich naar de oppervlakte des waters, totdat het voorste gedeelte van den kop en de geheele mond boven het water uitsteekt; dan opent het den mond, houdt dezen eenige oogenblikken open, verwijdt de keel, vult deze met lucht, sluit den mond, daalt weder onder water en trekt de keel zamen om de lucht in de longen, dat is in de longachtige zwemblaas, te drijven, waarna het dier weder zijne oude plaats nabij den bodem van den bak inneemt. Van hunne wraakzucht getuigt het door den heer Bartlett medegegedeelde feit, dat namelijk een hunner eenen anderen aanviel en schier de achterste helft van dezen opvrat. Zij groeijen dan ook zeer snel. Bij hunne aankomst hadden zij eene lengte van 9 E. duimen, die in den tijd van drie maanden verdubbeld was.
De hoogste berg van Amerika.—Langen tijd heeft de Chimborazo den naam gehad van de hoogste berg van Amerika te zijn. Uit eene meting, medegedeeld door den heer pissis, in zijne Geologische beschrijving van de provincie Aconcagua (Chili), blijkt, dat de piek van Aconcagua 6.834 meters hoog is en zich derhalve nog 304 meters hooger dan eerstgenoemde berg verheft. Deze piek van Aconcagua ligt op eenen afstand van slechts dertig uren gaans van de zee en vertoont zich in haar geheel aan het oog, zonder daarvoor gelegen bergen, zoodat zij een veel treffender indruk maakt dan de nog hoogere toppen van het Himalaya-gebergte, die schijnbaar veel lager zijn, omdat de bodem, op de plaats van waar zij zigtbaar zijn, zelf reeds eene aanmerkelijke hoogte heeft en bovendien hun voet aan het oog onttrokken wordt door de zich daarvoor uitbreidende bergreeksen. (l'Institut 1858, p. 192.)