geheele lengte des draads moest doorloopen, zoodra de einden daarvan met eenen elektromotor in verbinding waren gebragt. Deze bundel werd geplaatst in eene spiraal van omstreeks 300 windingen rood koperdraad van 3 mm. middellijn, die in twee lagen bijna de geheele lengte des bundels bedekten. De draad werd nu met eene Sinus-boussole en met een enkel Daniel-element in verbinding gebragt, en zoodra de magneetnaald der boussole in rust gekomen was, de stroom van eene batterij van 10 Grove-elementen, elk van ruim 2,5 vierk. palm dubbel werkende platina-oppervlakte, door de spiraal geleid, en dus het ijzerdraad krachtig gemagnetiseerd. Er was desniettemin geen spoor van verandering in den stand der naald, nu of na het verbreken des magnetiserenden strooms te bespeuren, en Ref. meende het er dus voor te mogen houden, dat het magnetisme geen invloed op het geleidingsvermogen van het ijzer uitoefent, maar aarzelde om deze uitkomst te publiceren, in de overtuiging, dat niets gevaarlijker is dan het publiek maken van een negatief resultaat, zoo lang dit niet tot volkomen zekerheid is verheven. Weinige maanden daarna vernam hij echter uit poggenporff's Annalen, dat edlund, te Christiania, de zaak op eene geheel gelijksoortige wijze had onderzocht, met volkomen hetzelfde resultaat.
Thomson nu zegt, dat hij eerst door regtstreeks magnetiseren van het ijzer en nikkel in eene spiraal had geëxperimenteerd en daarbij eene vermindering in het geleidingsvermogen van slechts 1⁄3000 in ijzerdraad had waargenomen. Eerst door kleine blokjes der beide metalen te plaatsen tusschen de elkander zooveel mogelijk genaderde pooleinden eens grooten elektromagneets, zoo als die voor diamagnetische proefnemingen wordt gebezigd, heeft hij in deze de veel aanzienlijker veranderingen kunnen waarnemen, die boven zijn opgeteekend.
De zaak schijnt ons toe nog verder onderzoek waard te zijn en te behoeven. Om te kunnen beslissen, of thomsons proefnemingen ten volle vertrouwen verdienen, zal het noodig zijn te wachten, totdat een grondiger oordeel over zijne methode van onderzoek mogelijk wordt door het in het licht verschijnen zijner geheele verhandeling in de Phil. Transactions.
Nog eens de vonken van den Ruhmkorff-toestel.—Het verschil in deze vonken, al naar dat men ook in of met de keten van den geinduceerden stroom een condensator bezigt of niet, is door gassiot (Phil. mag., Junij 1858, pag. 468) op volkomen dezelfde wijze verklaard als dit door Ref. (hiervoren, pag. 57 en volg.) was geschied. Gassiot heeft bovendien deze verklaring buiten twijfel gesteld door een onderzoek der beide vonken in den draaijenden spiegel van wheatstone. De vonk, zonder buiten-condensator verkregen, vertoonde zich in dien spiegel wel verbreed, maar niet verdeeld; terwijl de veel meer