heldere en sterke, kortere vonk, die het apparaat met dien condensator oplevert, in den spiegel zich in twee duidelijk afgescheidene vonken verdeelt.
Gassiot wijst hierbij nog op het vroeger door hem waargenomen feit, dat ook bij vonken in luchtverdunde ruimte de buiten-condensator zich op dezelfde wijze werkzaam toont, door ook het anders donkere deel van den weg der ontlading met stratificatiën te vullen, die hare bolle zijde gekeerd hebben tegen die, welke het sterker verlichte deel vervullen. Om dit te kunnen waarnemen, moet de inducerende stroom slechts zeer zwak zijn, zegt G. Naar het ons voorkomt, zal ook de afstand der elektroden hierop veel invloed uitoefenen en de buiten-condensator ophouden te werken, zoodra die afstand verminderd is tot beneden zekere van die stroomsterkte afhankelijke grens.
Overblijfselen van menschen en voortbrengselen van menschelijke kunstvlijt te midden der overblijfselen van voorwereldlijke dieren.—Bij de reeds bekende feiten, waaruit schijnt te blijken, dat de mensch reeds op aarde leefde, toen nog verscheidene thans uitgestorven diersoorten bestonden, en welke door mij bijeenverzameld zijn in eene der Aanteekeningen op De voorwereldlijke Scheppingen enzv., bl. 355, kan weder een nieuw gevoegd worden. Alfred Fontan heeft namelijk onlangs verslag gegeven (Compt. rendus, XLVI, p. 900) van een door hem bewerkstelligd onderzoek in twee beenderengrotten bij Massat (Ariège), waarin talrijke beenderen van den holenbeer, van eene groote soort van hyaena, van eene groote katsoort (tijger of leeuw), van verscheidene herkaauwende dieren, waaronder van het reuzenhert (Cervus megaceros) en van knaagdieren worden aangetroffen in eenen toestand, die bewijst, dat zij daarheen door waterstroomen gevoerd zijn. Daaronder vermengd en, naar allen schijn, van gelijken ouderdom, vond hij in de eene grot ook eenige menschelijke tanden en kiezen, en in de andere eene groote menigte van werktuigen uit been vervaardigd, namelijk pijlspitsen, wiggen, naalden of priemen, enz.
De versteeningen in den Hondsrug van Groningen.—Deze hebben onlangs eenen grondigen bewerker gevonden in f. roemer, die daartoe in staat was gesteld door de verzamelingen, welke de heeren staring en ali cohen hem tot dit doel hadden toegezonden. Uit zijn verslag daaromtrent (Neues Jahrb. der Mineralogie, Geognosie etc. 1858, p. 257) blijkt, dat het hem gelukt is 43 soorten van fossielen met zekerheid te bepalen, namelijk 21 Anthozoen, 2 Crinoiden, 15 Mollusken en 5 Crustaceën. Uit zijne vergelijking met de fossiele overblijfselen uit andere streken leidt hij de volgende gevolgtrekkingen af:
1". Met uitzondering van eenige weinige overblijfselen uit de krijtformatie, behooren alle de fossielen bevattende gesteenten van den Hondsrug tot de Silurische groep.