Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/548

Deze pagina is proefgelezen
20
EEN UITSTAPJE NAAR DE

zamenhoopten, scheidden zich deelen af, de manen;—of dáár, waar die afscheiding juist in eene zamenhangende massa over den geheelen bol geschiedde, bleven die afgescheiden deelen tot een zamenhangend geheel en zoo ontstonden er ringen.

Dezelfde oorzaak, alleen eenigzins gewijzigd werkende, vormde alzoo hier ringen en manen, elders alleen manen.

Door eene proef is men in staat dit verschijnsel aanschouwelijk voor te stellen en daardoor de zaak ten minste eenigermate helderder te maken. De olie vereenigt zich niet met water, maar drijft, als soortelijk ligter, op de oppervlakte. De wijngeest is weder ligter dan olie en daar deze zich wel met het water vereenigt, kan men, door eene bepaalde hoeveelheid wijngeest in het water te gieten, het soortelijk gewigt van het water zoo verminderen, dat het overeenkomt met dat der olie. Giet men nu eene genoegzame hoeveelheid van dit mengsel in eene groote flesch of zoogenoemd vischglas, waarin zich eene as bevindt, die met eene groote snelheid in de rondte kan worden gedraaid en waaraan een klein schijfje is vastgehecht, dan zal men, door middel van een trechter, eene kleine hoeveelheid olie in dit vocht kunnen gieten, en deze olie zal om het schijfje en de spil een bol vormen, die nu door middel van de as of spil in eene snel ronddraaijende beweging gebragt kan worden. Bij deze beweging neemt de oliebol eene zeer afgeplatte lensvormige gedaante aan, tot dat eindelijk, bij vermeerderde snelheid, zich deelen afscheiden, die weder op zich zelve kleinere bollen vormen, die wij als manen van den grooteren bol kunnen beschouwen of, onder gunstige omstandigheden, als het gelukt de regte snelheid te treffen, dan scheidt zich van rondom een deel der oliemassa af en blijft als een geheel bestaan en vormt alzoo een ring. De proef is gewis heel aardig en leerzaam, maar vereischt tot het goed gelukken eenige oefening.

Het verdient ook opmerking, dat de ringen in het vlak van den evenaar van Saturnus liggen, en zich met de planeet in gelijken tijd om de as van de planeet wentelen. De afwisseling van dag en nacht heeft op de ringen dus ook plaats in 10½ uur, want gedurende de eene helft van dien tijd is het eene vlak van de ringen naar de