Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/561

Deze pagina is proefgelezen
 

OVER DE EIGENSCHAPPEN, DOOR WELKE ZICH DE MENSCH, NAAR HET LIGCHAAM BESCHOUWD, VAN DE DIEREN ONDERSCHEIDT;

DOOR

Dr. D. LUBACH.

 

 

Ik wensch de volgende bladzijden te wijden aan eene beschouwing van het menschelijk ligchaam,—niet aan eene anatomische en physiologische beschouwing, hoedanige men in de werken over de ontleed- en natuurkunde van den mensch vinden kan,—maar aan zulk eene, die, uitgaande van een zuiver anthropologisch standpunt, ons tracht te brengen tot de kennis en het regt verstand van die eigenaardigheden, waardoor zich het ligchaam des menschen, in tegenoverstelling van dat der dieren, als menschelijk ligchaam kenmerkt.

Van het anthropologisch standpunt gewag makende, van hetwelk zulk eene beschouwing, als ik bedoel, uitgaat, veroorloof ik mij tevens, ook om misschien hier of daar niet misverstaan te worden, kortelijk uiteen te zetten, wat ik onder anthropologie meen te moeten verstaan.

Zulk eene uiteenzetting is daarom vooral noodig, omdat aan het woord anthropologie niet door allen dezelfde beteekenis wordt gegeven. Ik kan hier al die opvattingen niet opnoemen en nog minder beoordeelen, en zal mij dus bepalen tot eene eenvoudige omschrijving van mijne eigene zienswijze. Anthropologie of Menschkunde is voor mij—niet eene wetenschap, die de physiologie en de empirische psychologie omvat,—ook niet enkel eene beschouwing der verschillende menschenrassen,—evenmin een zamenstel van hoog wijsgeerige bespiegelingen over den mensch,—maar eene wetenschap, wier inhoud al datgene uitmaakt, waardoor zich de mensch als mensch