Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/574

Deze pagina is proefgelezen
46
OVER DE EIGENSCHAPPEN, DOOR WELKE ZICH DE MENSCH, NAAR

kolom zich niet van onderen, maar van achteren met den schedel verbindt (Fig. 1 vergeleken met Fig. 2).

Menselijk geraamte, van voren gezien

Menschelijk geraamte van voren.
Naar albinus.

a. Schedel, b. aangezigt, c. halswervelen, d. onderste rugwervelen en lendewervelen, e. borstbeen, f. ribben, g. sleutelbeen, h. schouderblad, i. schoudergewricht, k. opperarmbeen, l. elleboogsgewricht, m. ellepijp, n. spaakbeen, o. handwortelbeenderen, p. middelhandsbeenderen, p*. middelhandsbeen van den duim, q. vingerleden, r. darmbeen, s. zitbeen, t. gewrichtshoofd des dijebeens, u. dijebeen, v. kniegewricht, w. knieschijf, x. scheenbeen, ij. kuitbeen, z. voetwortelbeenderen, aa, middelvoetsbeenderen, bb. leden der teenen.