tevens ook waar, dat aan ditzelfde punt van verschil, hoezeer ook op zich zelf beschouwd altijd betrekkelijk blijvende, toch in verband met de hoogere geestelijke vermogens bij den mensch eene geheel eigendommelijke waarde toekomt,—en vooral, dat het de voorname oorzaak is van het zoo in het oog loopend en karakteristieke onderscheid tusschen den vorm en het geheele voorkomen van het hoofd des menschen en dat der zoogdieren, de anthropomorphen ingesloten.
Ten einde dat verschil duidelijk in het oog te doen vallen, deel ik hier de afbeeldingen mede van drie hoofden, het eene (fig. 3) van
Fig. 3. Menschenhoofd.
Fig. 4. Orang-hoofd.
Fig. 5. Paardenhoofd. een mensch, het tweede (fig. 4) van eenen orang-oetan, het derde (fig. 5) van een paard. Elk hoofd is door eene gestippelde lijn in tweeën verdeeld; het boven die lijn liggende gedeelte is het schedelgedeelte, hetgeen er beneden ligt het aangezigtsgedeelte. Eene bloote beschouwing der figuren zal genoegzaam zijn om te doen zien, dat de
verstandelijke meerderheid van den mensch boven de apen, wanneer men deze weder met de lagere zoogdieren vergelijkt, geen anderen weg, dan aan te nemen, dat eenige, naar hij beweert, verstandelijk geheel niet boven de dieren verhevene menschenstammen de overgangen uitmaken tusschen de dieren en de hoogere menschenstammen.