gen, en stierf na een jaar van wreede gevangenschap onder den bloeddorstigen Hertog van Alba in 1568 met onwrikbaren heldenmoed den marteldood.
Naderhand keerde zijn vader voor eenigen tijd naar Brugge terug, maar moest weldra weder de wijk nemen, toen in de zuidelijke provinciën de magt van Spanje triomfeerde. Hij zette zich toen te Leiden neder, waar zijn zoon nicolaus, geboren in 1564, zich met bijzondere voorliefde op de studie der wis- en geneeskunde toelegde. Na zijne promotie in het jaar 1589 werd hij het volgende jaar te Harlingen als geneesheer beroepen. In 1603 vestigde hij zich te Amsterdam en kort daarop vertrok hij als medicus provincialis naar Groningen. In 1608 werd hij op raad van johannes bogerman en goswinus gelsdorpius benoemd tot rector van het gymnasium te Leeuwarden. Maar toen de Hoogeschool te Groningen werd gesticht, werd hem daar het professoraat in de "Medicynen ende Mathematischen consten" opgedragen, hetwelk hij tot zijnen dood heeft waargenomen.
Met ijver legde hij zich op de beoefening der wetenschap toe, waaraan hij zijn leven had toegewijd, gelijk uit zijne in dien tijd zeer belangrijke astronomische geschriften kan blijken, waaronder vooral zijne uitgave van copernicus sterrekunde[1] eene eerste plaats bekleedt. Hij stierf in het jaar 1630 op vijfenzestigjarigen ouderdom[2] .
Het kan ons dus niet verwonderen, dat een man als mulerius met de hoogste belangstelling de verschijnselen gadesloeg, die zich in dat jaar 1618 aan den hemel vertoonden. En dat jaar was een jaar rijk in kometen. Men noemde er zelfs zes, die echter volgens nicolaas struick[3] gevoegelijk tot drie kunnen worden teruggebragt. Maar die van November en December schitterde vooral door haren langen breeden staart. Zij zoude reeds den 7 November in Oostindië bij Jacatra ge-
- ↑ Nicolai copernici Astronomia instaurata, cum Notis.
- ↑ Een kort berigt van zijn leven en werken vindt men in: Effigies et vitae professorum Academiae Groninganae et Omlandiae. Groningae 1654. Zijn oorspronkelijk portret is nog in de Senaatskamer van het Akademiegebouw te Groningen aanwezig.
- ↑ Inleiding tot de algemeene Geographie, benevens eenige sterrekundige en andere verhandelingen, door nicolaas struick, Amsterdam 1740, Ie dl. bl. 261.