zien zijn, gelijk men meende uit het reisverhaal van pieter van den broek te kunnen opmaken. Zij werd in ons vaderland reeds den 16 November opgemerkt. Haar glans nam in de eerste dagen van December gedurig toe. Den 10 December begrootte longomontanus haar staart op 104 graden lengte, zoodat het einde van dien staart nog niet uit de kim was, als het hoofd reeds op het hoogste aan het uitspansel stond. Hare gedaante maakte nog des te meer indruk, omdat zij zich als een waaijer over een groot gedeelte des hemels verspreidde. Het was die komeet, van welke der Capuziner in Wallensteins Lager zegt:
"Am Himmel geschehen Zeichen und Wunder,
Und aus den Wolken, blutigroth,
Hangt der Herr Gott den Kriegsmantel herunter.
Den Kometen steekt er wie eine Ruthe,
Drohend am Himmelsfenster aus."
Het kan dan wel niemand vreemd voorkomen, dat een man als mulerius ook een woord in populairen vorm medesprak om zijne landgenooten aangaande dit treffend hemelverschijnsel eenige inlichting te geven. Het doel van zijn traktaatje blijkt genoegzaam uit de voorrede aan den Christen Lezer: »Wy worden dagelycx gheleert ende vermaent, dat Godt niet alleenlyck Rechtvaerdich is, maer ook Barmhertich. Syn rechtvaerdicheyt siet op onsen verdiensten, die niet cleyn en syn. Want door het stadich toenemen van onzen sonden, als van suypen, brassen, proncken ende hovaerdich pralen, mitsgagaders lieghen ende bedrieghen, ende 'tghene wy nu verswyghen verwecken wy Gods torn om syn straffe te laten gaen over landen ende luyden: Maer syn barmherticheyt is so groot dat hy ons laet waerschouwen door syn extra-ordinaris boden, als nu door dese Hemels Trompet ende Morgenwecker, opdat wy met die van Ninivé ons tot God keerende met vasten ende bidden, met schreyen ende wenen, die wel verdiende straffe moghen ontgaen. Dat gonne ons Godt door syn grote barmherticheyt."
Op eene aardige en naieve wijze geeft hij in het eerste kapittel de reden op, waarom de menschen met zulk eene verbazing de komeet aanstaren. "Wy worden daghelycx door de ervarentheyt gewaer,"