Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/701

Deze pagina is proefgelezen
173
OVER KOMETEN DACHT EN SCHREEF.

verstand, dat mulerius het gevoelen van aristoteles, dat de kometen niet anders dan van onze aarde afgescheiden stoffen, excrementen der aarde zouden zijn, zonder bedenken verwierp.

Maar wat dan?

"So dan die stoffe van de Cometen", zoo vervolgt hij, «niet en comt uit die vier Elementen, so moet het een Hemelsche stoffe wesen, wiens wesen ons noch onbekent is. Tensy dat men met de oude Pythagoreis ende met seneca wilde staende houden, dat het gheen nieu gheboren wesen en syn, maer aetenia corpora, dat is also oudt van jaeren als andere sterren, die men ordinaris siet, haar licht van de Son scheppende ghelyck de Mane, welcke licht wy luyden niet sien en connen als alleenlyck by seeckeren tyden, ende verloop van jaren, hetsy dan door het rysen ende dalen van de Comeet, ofte door andere onbekende oorsaken. Dit gevoelen conde gesterckt worden door 'tgene dat men nevens de son sien kan door middel van de nieu gevonden brillen. Het syn duystere lichamen om de Son swervende die men nergens siet, als tegen den Son, omdat het daer so licht is. Ende men soude moghen dencken dat sodanighe lichamen niet alleenlyck om die Son maer oock op meer plaetsen haer omganck hebben, ende blyven onsichtbaer voor onsen oghen, totdat se in sodanighe positie gheraken van hoochte en leechte datse van de Son sichtbaer gemaeckt worden. Dit wort hier voorghestelt diberative tantum non affirmative[1] om aristotelis ende anderen gheleerden positie te behouden in aethere nihil generari nec corrumpi. Dat is dat boven die Mane niet nieus can geghenereert worden, ende oock geen dinck can vergaen. Maer al wat men daer boven siet dat ist van t' begin also gheweest, ende sal stadich tot het eynde der werelt toe also blyven. Sed in rebus divinis et coelestibus facilius est dicere quid non sit quani docere quid sit.[2] "

Wij zien uit deze woorden, hoezeer mulerius tot de waarheid nadert, als hij met verwerping van het gevoelen van aristoteles en

  1. Niet stellig, maar bij wijze van waarschijnlijk vermoeden,
  2. In goddelijke en hemelsche zaken is het gemakkelijker te zeggen, hoe het niet is, dan om aan te wijzen, hoe het is.