Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/713

Deze pagina is proefgelezen
 

TWEE DER SCHOONSTE WATERVALLEN DER WERELD.

 

 

In den zomer van 1857 bezocht de heer bayard taylor op eene reis door Noorwegen, ook den Riukand-Fos en den Vörings-Fos, twee watervallen, welker grootsche schoonheid welligt door die van geenen anderen waterval overtroffen wordt.

Dr. a. petermann, die de beschrijving, welke de Amerikaansche reiziger daarvan gaf in de New-York Tribune, in zijne Geographische Mittheilungen, Jaargang 1858, p. 318, overnam, voegt daaraan het volgende toe.

"In zuidelijk Noorwegen, ten westen van Christiania, ligt aan den zuidoosthoek van het Hardanger Fjeld de Mjös-Vand, ter onderscheiding van het grootere meer van gelijken naam, dat ten noorden van Christiania gelegen is, ook wel het kleine Mjös-meer genoemd. Daaruit ontspringt de rivier de Maan, welke in oostelijke rigting het omstreeks vier duitsche mijlen lange Westfjorddal doorstroomt en zich in het Tind-meer uitstort. Ongeveer op het derde gedeelte van zijnen loop vormt deze rivier eenen waterval, van 450 Zweedsche of 411 Parijsche voeten hoogte. Deze heet de Riukand-Fos, d.i. de rookende waterval. De hoogte der beide door de Maan verbonden meren boven het zeevlak levert een zeer aanzienlijk verschil op. Het Mjösmeer ligt namelijk op eene hoogte van 2666 Parijsche voeten, en het Tindmeer op slechts 579 Par. voeten, zoodat dus het water der Maan een alleraanmerkelijkst verval heeft. De reizigers waren van het Tindmeer uit het zich meer en meer vernaauwende dal opgeklommen.

De Vörings-Fos bevindt zich in het Söndre (zuidelijk) Bergenhuusampt en wordt, bij eene valhoogte van 454 Par. voeten, op eene hoogte van ongeveer 2000 voeten boven de zee, door het riviertje Björöya-Elv