die met den oorsprong van dien rooknevel onbekend zijn. In Noord-Holland b.v. hoort men niet zelden spreken van zeerook, van zeebrand, alsof de zee werkelijk branden en rooken kan! Trouwens dergelijke meeningen van dezulken, die geene aanspraak maken op natuurwetenschappelijke kennis, kunnen minder verwonderen, dan dat er op de Vergadering van Duitsche natuuronderzoekers, in 1856 te Weenen gehouden, nog verscheidene geleerden waren, die het verschijnsel voor onverklaard hielden, ja dat zelfs nog in het vorige jaar in de Kon. Akademie der Wetenschappen te Stokholm eene voordragt werd gehouden ten betooge, dat de oorzaak er van moest gezocht worden in een troebel worden der lucht, niet door daarin zwevende kleine rookdeeltjes, maar door veranderde deeltjes der dampkringslucht zelve, of, zooals de schrijver[1] ze noemt, "luchtdropjes," die het licht anders breken dan de omgevende lucht, waarbij hij zich beroept op de schijnbare trillende bewegingen, die men waarneemt, wanneer verwarmde lucht bij hare opstijging zich met koudere vermengt. Inderdaad behoort deze verklaring op gelijke lijn gesteld te worden met andere, die op het laatst der vorige eeuw en in den aanvang van deze gegeven werden en toen begrijpelijk waren, verklaringen namelijk, volgens welke zulke drooge nevels hetzij eenen kosmischen oorsprong zouden hebben en met de nevelstof van kometen vergeleken werden, ofwel als elektrische verschijnselen moesten beschouwd worden, hoewel men in gebreke bleef aan te wijzen, welke dan de rol der elektriciteit in het voortbrengen van die nevels was.
Indien de boeren in de veenkoloniën van Westfalen, Oostfriesland, Groningen en Drenthe geweten hadden, hoeveel hoofdbrekens de van hunne brandende veengronden opstijgende rook reeds aan de geleerden gekost heeft, dan zouden zij vermoedelijk in hunne vuist lagchen, en men mag tevens vreezen, dat hunne achting voor hen, die zich natuurkundigen noemen, er niet door vermeerderen zoude, daar zij van meening zullen zijn, dat elk mensch met gezonde zintuigen toch wel rook van elken anderen nevel kan onderscheiden.
Echter moet men erkennen, dat wat in de onmiddellijke nabijheid
- ↑ Alexander müller. Bildung des Höhenrauchs, mitgetheilt in der K. Academie der Wissenschaften in Stockholm. Poogend. Ann. d. Phys. u Chemie 1859. Bd. CVI. S. 282.