Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/751

Deze pagina is proefgelezen
223
EEN VISCH, DIE VISCH VANGT.

ten van columbus die zagen uitoefenen op het eiland Cuba[1]. Volgens commerson bewaart men den remora in een vat met zeewater, dat gedurig ververscht moet worden en plaatst dit in eene kano. Men bevestigt nu een ring om den visch en aan dien ring een zeer lang touw. De ring moet wijd genoeg zijn om den visch niet te kwetsen en naauw genoeg om door de staartvin teruggehouden te kunnen worden. Zeer voorzigtig roeijende nadert men nu, met de kano, de schildpadden, die, zich in de zonnestralen koesterende, op de oppervlakte der zee slapende drijven; doch aangezien de schildpad zeer ligt slaapt en het geringste gedruisch haar, hetzij naar de diepte zou doen duiken, hetzij haar langs de oppervlakte verreweg zou doen vlugten, zoo blijft men met het vaartuig op eenigen afstand stil liggen en werpt nu den aan de lijn bevestigden remora in zee. Deze vlugt zoo ver weg als hij zulks om het touw doen kan en beschrijft al zwemmende een grooten cirkel, waarvan de lijn de straal uitmaakt; doch weldra teruggehouden wordende en vermoeid van zijne vruchtelooze pogingen om van den ring ontslagen te worden, tracht hij het een of ander voorwerp te bereiken om zich aan te hechten en uit te rusten. Daartoe vindt hij niets anders als de slapende schildpad en plaatst zich onmiddellijk aan de onderste oppervlakte van het buikschild. Zoodra nu de visscher bemerkt, dat de remora in rust is, haalt hij de lijn met den daaraan vastzittenden remora en diens gevangene, de schildpad, naar zich toe en in het bootje in veiligheid.

Herera zegt, dat de Indianen door middel van den kleinen visch revès aan eene lijn van tweehonderd vademen lengte gebonden, niet alleen schildpadden, maar ook haaijen vangen; als men echter de groote spierkracht van den haai in aanmerking neemt, is dit niet gemakkelijk te gelooven, tenzij dat het jonge haaijen geweest zijn.

Pedro m. d'anghiera beschrijft volgenderwijze de vischvangst door middel van den remora: "Niet anders als wij met jagthonden door "de vlakten van het veld de hazen vervolgen, zoo vangen de inwo-

  1. Zie fernand. colomb. in Curchill. Coll. Vol. II, Cap. LVI. Petr, mart. Oceanica 1532, Dec. I, p. 9. Gomara, Hist. de las Indias 1553, fol. XIV. Herera, Tom. 1, p. 55, en vervolgens. Dampier's Voyages Vol, II, p. 110, en lacépède, Hist, nat. des poissons, Tom. III, p. 164.