Het is bekend met welk een enthusiasmus dit bewonderenswaardig werk in Duitschland is ontvangen. Spoedig werd het, ten deele onder humboldt's eigene medewerking, bijna in alle talen van Europa overgezet. Één van de meest geachte Engelsche bladen sprak er het volgende oordeel over uit: "Wanneer in dit oogenblik de republiek der geleerden haren staatsvorm veranderen en een souverein moest kiezen, zoo zouden aan dezen buitengewonen man de schepter en de kroon des verstands toekomen. Als men sedert eene halve eeuw de opmerkzaamheid van Europa op zich heeft gevestigd; als men met zooveel moeite en geluk de grondigste onderzoekingen heeft voortgezet, zoodat men de grenzen van het menschelijke weten over eene belangrijke ruimte vermogt uit te breiden; als men de waarheid onder alle hemelstreken opgezocht, als men de natuur zelve met alle krachten bekampt heeft, om eenige van hare geheimen uit te vorschen, dan heeft men het buitengewone regt verkregen, om bij zijn leven zoo behandeld te worden, als of reeds de dagen der eeuwige rust waren gekomen. De loopbaan van humboldt, die thans zes en zeventig jaar oud is, is ongetwijfeld voleindigd; de Kosmos is in zekeren zin zijn wetenschappelijk testament. De nakomelingschap is reeds voor hem begonnen."
Sedert dit werk van humboldt verschenen was, werd hij de man, op wien aller oogen waren gevestigd. Behalve de eerbewijzen, die hem te Parijs en te Berlijn van alle zijden betoond werden, zochten vreemdelingen uit alle oorden der wereld hem op. Hij werd in eene eindelooze briefwisseling naar alle zijden heen gewikkeld, zoodat het inderdaad verbazing wekt, hoe hij bij de buitengewone belemmeringen, die zijn verkregen roem hem veroorzaakte, nog tijd kon vinden, eene onderneming met grondigheid en smaak ten einde te brengen, tot welker uitvoering men anders stille afzondering volstrekt noodig zoude rekenen.
Willen wij een blik slaan in het gewone leven van den wereldberoemden grijsaard, wij kunnen dit niet beter doen, dan door het een en ander over te nemen uit een berigt, dat de Noord-Amerikaansche reiziger bayard tailor, aangaande zijn bezoek bij humboldt in den herfst van 1856, in één der New-Yorker dagbladen plaatste:
"Ik ging naar Berlijn," zegt hij, "niet om daar museums en galerijen,