Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/824

Deze pagina is proefgelezen
296
HERDER.

Doch er was in herder, als auteur beschouwd, eene bijzondere gave, waarmede hij boven anderen bevoorregt was en die met zijne individualiteit in de naauwste betrekking stond. Het was eene zekere divinatie, eene ruimere opvatting, een dieper inzigt, een verder vooruitzigt, dat men onder het ééne veelbeteekenende woord intuïtie begrijpen kan: een vermogen, dat somtijds het wetenschappelijk onderzoek verdrong of belemmerde, doch het doorgaans voorbereidde, bevorderde, verhelderde. Wij willen op dit merkwaardig vermogen, aan weinigen geschonken, eenige oogenblikken onze aandacht vestigen.

Gevoel en verstand zijn in de zamenleving zeer ongelijk verdeeld en geven aanleiding tot de meest verschillende zienswijze in opvatting en beoordeeling van menschen en zaken. Hoe meer onevenredigheid tusschen beiden, hoe minder evenwigt in den gevoelenden of denkenden mensen, hoe meer eenzijdigheid, hoe meer gebrek aan overeenstemming in het leven. Bij de opvoeding worden zelden het gevoelsleven en verstandsleven gelijkelijk ontwikkeld. Dit geluk viel aan herder ten deel, die, in het aartsvaderlijk gezin opgegroeid, den rijken zegen van het familieleven genoot, doch tevens onder ontbering en strenge schooltucht en dienstbaarheid tot zelfstandigheid en vrijheid gevormd wierd. Als kind met den Bijbel vertrouwelijk bekend, was zijn kinderleven een geloofsleven, gelijk aan dat der patriarchen, en waren hem de oude oorkonden heilig. Het is aan dergelijke naturen eigen, de eenheid van hun gevoelen en denken en zijn te zoeken en te vinden in God, wien zij boven en in en om zich zien. Aldus wordt hun gevoelen en denken en zijn en leven godsdienst, en heeft de twist over gelooven en weten voor hen geene beteekenis. Als zóó de godsdienst met hun wezen versmolten is, dan wordt de natuur, de geschiedenis, het leven, hun Bijbel, Gods heilig hieroglyphenschrift, dat zij gedurig beter leeren lezen en duidelijker leeren verstaan; en hunne gedachtenwereld, waarin zij leven, is met de wereld der verschijnselen één harmonisch geheel.

Het is eene juiste opmerking van hen, aan wie wij herders biographie verschuldigd zijn, dat hij, dichtkunst en wijsbegeerte verbindende, minder dichter was dan gedicht, minder wijsgeer dan wijsgeerte. Dit gaf aan veel wat hij schreef een schijn van onbepaaldheid, ondui-