Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/831

Deze pagina is proefgelezen
303
Dr. BARTH'S REIZEN IN HET CENTRALE GEDEELTE VAN AFRIKA.

hem voor zijn uitsluitend gebruik gehuurd, en hierop bragt hij nu zijne, sedert hij Katséna verlaten had, vrij wat verminderde pakgoederen over, en scheepte op den laatsten Augustus op dit vaartuig in, vervuld met een vrolijk gevoel, dat hij thans op dezen stroom tot Timboektoe toe zijne reis zou vervolgen. De tak der rivier, waarop barth zich bevond, was hier en daar met eene grasplant, byrgoe genaamd, zoo bedekt, dat het niet altijd mogelijk was er door heen te roeijen, en men zich met moeite door polsstokken eenen weg kon banen. Dat byrgoe is in deze gewesten een hoofdvoeder voor paarden en runderen, en dient ook ter bereiding van een zoeten drank. Eenige mijlen verder werd het water breeder en vrijer; het gras en riet werd spaarzamer, hoewel witte waterleliën, hier en daar op de watervlakte drijvend, het bleven versieren. Kort na de stad Ssan-yome te zijn doorgevaren, vereenigde zich een westelijke arm of liever de eigenlijke hoofdrivier Majo balleo of Issa (Niger) met het water, waarover de reiziger heen roeide. Beide armen omgeven een uitgestrekt eiland, Kora genoemd.

Na een kort eind verder naar het Noorden gerigt te zijn geweest, buigt de rivier zich onder eenen regten hoek naar het Oosten. Boven deze kromming der rivier ligt aan een' engen arm de haven van Timboektoe, Kabara, in vroegere berigten ook Kabra genoemd. Hier kwam barth op den 5 September aan. Het stadje telt nagenoeg twee duizend inwoners, grootendeels van den volkstam der Sonrhay's, terwijl de beambten tot den heerschenden stam der Foelben behooren. De korte afstand van Kabara tot Timboektoe vormde, in den verwarden toestand der toenmalige regering, een niet geheel veiligen weg. Het is eene dorre zandstreek, die evenwel, bij eenen hoogen stand der rivier, gedeeltelijk door thans uitgedroogde zijarmen van den Niger doorsneden wordt.

Toemboektoe of Timbuktu, hetgeen door de Toeareg's gesticht is (in het laatst der elfde eeuw onzer tijdrekening), heeft in de geschiedenis der Afrikaansche volken eene belangrijke beteekenis, en is door zijne ligging een middelpunt des handels en der verbinding van verschillende Afrikaansche staten geworden. De groote westelijke weg der karavanen, van Marokko door de woestijn, loopt hierop ten Noorden