aangewezen. Timboektoe zelve werd tot nog toe door slechts zeer weinige Europeanen bezocht. De majoor laing was er geweest, doch kort na zijn vertrek van daar als slagtoffer van zijne onderneming door de fanatieke bevolking vermoord. Dat de Noord-Amerikaansche matroos adams, die, tengevolge van eene schipbreuk, in Afrika had rond gezworven (1810), in Timboektoe was geweest, wordt door barth, misschien wel wat stellig, tegengesproken. De stoutmoedige Fransche reiziger caillé bezocht in 1828 Timboektoe, maar kon er slechts korten tijd vertoeven, en bevond zich door gebrek aan hulpmiddelen niet in staat naauwkeurige berigten in te zamelen.
Bedenkt men al de bezwaren eener reis, als van welke wij thans gewaagden, dan moet de gelukkige uitkomst onze deelneming opwekken. De geldsom, die deze onderneming heeft gekost, is zeer gering te noemen, ongeveer 10,000 daalders (V.S. 453). Was de reiziger beter ondersteund geweest, dan had hij zich uit vele moeijelijkheden gemakkelijker kunnen redden. Maar, behalve dat hij de laatste twee jaren geenen Europeaan tot togtgenoot bij zich had, moest hij ook bijkans geheel van alle berigten uit Europa verstoken blijven, waartoe het gerucht van zijnen dood, dat in Europa verspreid en algemeen geloofd was geworden, veel bijdroeg. Hij bevond zich dan te midden van halve barbaren, in slecht beheerde gewesten, waar de inwoners tegen elkander verdeeld waren, gedurig blootgesteld aan de hebzucht der bedelende grooten. Reeds het betaalmiddel, waarvan men zich bedient, om zijne benoodigdheden te kunnen inkoopen, vormt in deze gewesten eenen grooten omslag, en vermeerdert den last der pakkaadje. Nu eens zijn het repen katoen, elders vooral schelpen of liever horens (de bekende Cypraea moneta), hier koerdi genoemd (naar de taal van Haoessa), die als geld worden gebezigd. Hoewel zij in mattenzakken van 20,000 bijeengepakt waren, worden zij echter bij betaling uitgeteld! Hoeveel tijdverlies en daarenboven hoeveel ballast op de reize! Wij worden hier overigens aan eenen vroegeren toestand in Europa, in ons eigen vaderland, herinnerd, toen, volgens het kleine kroniekje van leeghwater, eijeren de gewone pasmunt waren, vóórdat in het laatst der zestiende eeuw de toevloed van zilver aanzienlijk genoeg geworden was om overal geld in omloop te brengen.