Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/847

Deze pagina is proefgelezen
 

DE PLANTENGROEI OP HET EILAND

K O R S I K A[1].

 

 

Het eiland Korsika heeft eenen rijken en kennelijken plantengroei, als het middelpunt uitmakende van de zoo schoone vegetatie van het groote bekken der Middellandsche zee. Talrijke geurige Lipbloemen (Labiées) en bevallige Anjelierbloemigen (Caryophyllées) vervullen de lucht met hare balsemgeuren, nagenoeg in elk gedeelte des jaars. De planten van Korsika staan in verband met die van Spanje, Italië, het Zuiden van Frankrijk en het Noorden van Afrika. Aan de hellingen der bergen vindt men eenige zeer schoone wouden, en daarenboven onmetelijke bosschen van de eetbare of tamme kastanje. Olijfplantaadjes omkransen de heuvelen en dalen af in de dalen, die naar de zeezijde zich openen[2]. Overal, zelfs op de ruwe en rotsachtige kanten der hooge bergen, slingeren zich de wijnranken en ooftboomgaarden. Vruchtbare vlakten, goudgeel van de rijke oogsten, strekken zich langs de kust uit. Tarwe en rogge versieren hier en daar de hellingen der bergen en steken met hun blij groen op eene fraaije wijze af tegen het donkere groen der bosschen of de kale rots der gebergten. Ahornen (eschdoornen) en walnoten tieren, even als de kastanje, welig in de dalen zoowel als in de hoogere streken,—de cypres en de zeepijn alleen in de lagere oorden. De wouden bestaan voor een goed deel uit kurkboomen en altoos groene eiken. De Aardbezieboom (Arbutus) en de Mirth groeijen tot goede boomen op. De wilde olijf en peer

  1. Naar marmocchi, in het weinig bekend werk van gregorius, Corsica, Stuttgart 1854, I, p. 128—131. Zie Botanische Zeitung 1855, p. 772—774.
  2. Langs de gansche Middellandsche zee wast de olijf op de naar zee toe afhellende zijden der bergen en in de naar zee gewende dalen; nagenoeg niet, noch in Europa, noch in Noordelijk Afrika, daar, waar hooge bergruggen den invloed der zee afsluiten.