Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/848

Deze pagina is proefgelezen
320
DE PLANTENGROEI OP HET EILAND KORSIKA.

bedekken uitgebreide velden op de hoogte. De altoos groene Alaternen (Rhamnus Alaternus), zuidelijke soorten van Brem, van Cistus, de Mastixboom enz. enz. wisselen af met fraaije heidestruiken, onder welke de boomachtige (Erica arborea), die hier eene aanmerkelijke grootte bereikt. In de lagere streken is er geen dal of holle weg, die niet met oleanders versierd is, en waar tusschen, aan de kusten, zich de Tamarinde ontwikkelt. De waaijerpalm en de dadelpalm ontbreken niet op de meest beschutte plaatsen. De Opuntia (eene Cactus) en de Amerikaansche Agave (zoogenaamde groote of honderdjarige Aloë), slaan overal op aan warme rotsachtige plekken. Prachtige Vlinderbloemen, Toortsen (Verbascum), heerlijke roode soorten van vingerhoedskruid (Digitalis), Maluwen, Standelkruiden, Leliën, Centaureën enz. versieren het landschap. De vijg, de granaat en de wijnstok geven goede vruchten, ook zonder eenige zorge van kweeking. Oranje-appelen, limoenen en aanverwanten behooren hier zoo te huis, dat zij wezenlijke bosschen vormen. Behalve kersen, pruimen, appelen, peren en andere noordelijke vruchten, zijn hier ook de amandelen, perziken en abrikozen gemeen en in de warmste streken worden de Johannesbroodboom en de jujubes volkomen rijp.

De heerlijke vegetatie van dit eiland wordt zeer door de luchtsgesteldheid bevorderd en wisselt natuurlijk af naar de verschillende hoogten van den bodem. Van de zeekust af tot op ongeveer 580 Ned. ellen is het klimaat warm en bijkans in lente en zomer te verdeelen, daar de thermometer op zijn hoogst 1 of 2 graden vorst toont en dit nog wel gedurende weinige uren. Zelfs in Januarij is de zonneschijn warm, maar in de schaduw en 's nachts is het, bijkans in alle jaargetijden, op Korsika koel. Slechts zelden is de hemel bewolkt. De Zuidoostenwind, de Sirokko of Skirokko, voert aanhoudende vochtige nevels aan, welke de hevige Zuidwestenwind, de Libeccio, weder wegdrijft. Op de gematigde koude van Januarij volgt eene hitte als die der hondsdagen bij ons, doch die op Korsika 8 maanden duurt, waarbij het zeer nadeelig is, als het in Maart en April niet regent—een ongeval, dat nog al dikwijls voorkomt en dat nog veel meer kwaad zoude doen, indien niet de meeste Korsikaansche boomen harde lederachtige bladen bezaten, zooals de Oleander, de Mirten,