Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/898

Deze pagina is proefgelezen
366
DE TWEE GEWIGTIGSTE NEDERLANDSCHE

vruchten gedragen. In Nederland waren de gemoederen vervuld van den krijg, die reeds jaren lang voor de vrijheid van geweten, ter verbreking der boeijen van vreemde onderdrukking, gevoerd was geworden. In dan verrekijker meende men een bondgenoot, een oorlogswerktuig gevonden te hebben, een werktuig bovendien, dat aan de zeevaart en daardoor aan den handel goede diensten kon bewijzen. Van daar dat zijne uitvinding dadelijk groote belangstelling wekte, dat elk van stonde aan het nut der uitvinding inzag.

Anders was het met het mikroskoop, en geen wonder. Daarvan liet zich immers geenerlei nuttig gebruik verwachten, noch voor den handel, noch voor de zeevaart, noch voor den oorlog. Wat toch kon men uitrigten met een werktuig, waardoor men alleen kleine en daaronder vaak verafschuwde voorwerpen vergroot zag! Het kon in de oogen van vele onzer voorvaderen in dien tijd alleen de beteekenis van een soort van speeltuig hebben, evenals wij nu in het kaleidoskoop bezitten, alleen met dit verschil, dat men door dit fraaije, en door het mikroskoop, naar men meende, leelijke zaken zag.

Op die wijze, dunkt mij, kan men zich gemakkelijk rekenschap geven van de veeljarige miskenning of liever onbekendheid dezer zoo gewigtige uitvinding. Maar naauwelijks hebben zoowel het eene als het andere werktuig Italië bereikt, Italië waar toen al de kunsten des vredes bloeiden, waar de natuur-wetenschap hare uitstekendste beoefenaars vond, of galilei wendt den verrekijker naar den hemel en ontdekt de Jupiter-trawanten, en francesco stelluti onderzoekt met het mikroskoop verscheidene deelen der honigbij en maakt zijne onderzoekingen daarover bekend. Het laatste geschiedde in 1625, dus een jaar nadat de drebbelsche mikroskopen te Rome waren aangekomen.

 

Wij zijn thans gekomen aan het einde der taak, welke wij ons hadden opgelegd, namelijk om op eene voor elk bevattelijke wijze de geschiedenis te verhalen van de twee uitvindingen, die aan ons Vaderland tot eeuwigen, onvergankelijken roem zullen strekken, zoo lang beschaving en kennis worden op prijs gesteld.

Waar—zoo zal de vreemdeling, die Middelburg bezoekt, vragen, — is het gedenkteeken, dat de nagedachtenis uwer medeburgers vereeu-