Pagina:Album der Natuur 1858 en 1859.djvu/915

Deze pagina is proefgelezen
383
IETS OVER REUZEN.

grond besloeg. En dan de legenden-schrijvers, die o.a. spreken over tanden van den h. christophorus, zoo groot als de gesloten vuist van een volwassen man. En toch vindt men dit laatste niet bij eenen suffen monnik, maar bij een sieraad van zijnen tijd, een der meest ontwikkelde mannen van zijne eeuw, vriend van den verlichten erasmus, vermaard als theoloog en philanthroop, johannes ludovicus vives[1], die verhaalt[2] den tand zelf in de hoofdkerk zijner geboorteplaats Valencia te hebben gezien. Grover maakte het pontanus[3], verhalende van den tand van een Deen, met name starkotter, die 12 duim in den omtrek had! Daar de tanden de hardste van alle beenderen des menschelijken ligchaams zijn, is het niet te verwonderen, dat zij inzonderheid als merkwaardige reuzen-overblijfselen zijn gevonden en bewaard, phlegon zullen we maar niet als autoriteit aanhalen. Hij zelf noemde zijn hoofdwerk "over verwonderlijke dingen"[4], en even als hij in een afzonderlijk boekje allerlei grollen verhaalt van menschen, die lang geleefd hebben, stalt hij ook verwonderlijke zaken uit van reuzen. Menschenribben van 16 ellen lengte, in een hol, de spelonk van diana genoemd, in Dalmatië, mogen tot een proefje verstrekken[5]. Zulke onverduwbare vertelsels, voorgedragen op den onnoozelsten toon van opregte waarheidsliefde, vindt men bij hem bij dozijnen; geen wonder dat westermann de werken van dezen vrijgelaten slaaf van keizer hadrianus eene plaats geeft in zijne uitgave van Paradoxen-schrijvers[6]. Als herodotus schrijft van standbeelden van 20, ja van 70 voet in de Apis- en andere tempels in Egypte[7], trekken wij de geloofwaardigheid van dezen vader der geschiedenis in het minst niet in twijfel, maar laten aan den abt

  1. Zie over dezen uitstekenden man: Mr. j. de bosch kemper, j.l. vives, geschetst als Christelijk philanthroop, Amsterdam, 1851; h.g. braam, Dissertatio ex-hibens j.l. vivis Theologiam Christianam, Groningen 1853; w. francken, j.l. vives enz., Rotterdam 1853.
  2. In August., 1. 15.
  3. Res. Danic., L. I, p. 56.
  4. Περί δανμασίων.
  5. Mirab., c. 12.
  6. Paradoxographi, Brunswijk 1839.
  7. Hist., L, II, c. 86.